e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koninksem

Overzicht

Gevonden: 1465
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bliksemen bliksemen: hət bliksəmt (Koninksem, ... ) bliksemen [ZND 21 (1936)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)] III-4-4
bloedworst bloedpens: blupens (Koninksem), blypɛ.n̂s (Koninksem) bloedworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)] III-2-3
bloeien bloeien: blø̜i̯ǝ (Koninksem), blęi̯ǝ (Koninksem) De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] I-4
bloem bloem: blum (Koninksem), boulté: bu.ltē (Koninksem), dobbele zero: dǫbǝlǝ zēro (Koninksem  [(allerfijnste bloem)]  ) Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.] II-3
bloementuin bloemenhof: bloemenhoeəf (Koninksem) bloemenhof [ZND 27 (1938)] I-7
bloemperk bed: beͅt (Koninksem) [Goossens 1b (1960)] I-7
blussen blussen: blussen (Koninksem) blussen [ZND 23 (1937)] III-3-1
blutsen blutsen: blətza (Koninksem) De appels niet blutsen. [ZND 21 (1936)] III-1-2
bochel kroef: kroef (Koninksem) Hij heeft een bochel. [ZND 21 (1936)] III-1-2
boek boek: bouk (Koninksem) boek [ZND 21 (1936)] III-3-1