20435 |
weduwe |
wedevrouw:
wedəvrouw (Q167p Koninksem)
|
weduwe [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
wedeman:
wedəman (Q167p Koninksem)
|
weduwnaar [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
18275 |
weefsel, stof |
stof:
heͅt stof (Q167p Koninksem)
|
de stof (het goed) [ZND 07 (1924)]
III-1-3
|
25110 |
weerlichtx |
zeebrand:
zeebraant (Q167p Koninksem)
|
weerlichten [ZND 21 (1936)]
III-4-4
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
wēͅr (Q167p Koninksem)
|
(vuil, slecht) weer [ZND 08 (1925)]
III-4-4
|
33663 |
wei |
hof:
guo.f (Q167p Koninksem),
wei:
węi̯ (Q167p Koninksem, ...
Q167p Koninksem)
|
Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.]
I-11, I-8
|
21528 |
welkom |
welkom:
hɛ̄ estɛr altɛ̄t willəkom (Q167p Koninksem)
|
Hier is hij altijd welkom. [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
32633 |
wentelploeg |
franse ploeg:
frā.nsǝ [ploeg] (Q167p Koninksem)
|
Een wentelploeg is een karploeg met tenminste twee ploeglichamen, die - boven elkaar aan de ploegboom bevestigd - elkaars spiegelbeeld vormen en bij het keren samen met de ploegboom 180° worden gedraaid. Aan de boom van zulk een ploeg zitten gewoonlijk ook twee kouters en twee voorscharen. Vroeger kon de wentelploeg ook een voet- of radploeg zijn. Omdat de ploegboom van een dergelijke ploeg niet in zijn geheel gedraaid kon worden, was het dubbele ploeglichaam draaibaar bevestigd aan het achterstuk van de ploegboom. Dit type wentelploeg heet achterwentelaar of staartwentelaar. Een voet- of radploeg met een ploeglichaam dat onder de ploegboom door gewenteld kan worden, wordt wel onderwentelaar genoemd. [JG 1b + 1b; JG 2a-1, 6 ; JG 2b-4, 1; N 11, 30; N 11A, 71 + 72 + 73; N J, 10 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; monogr.]
I-1
|
21484 |
werk (zn.) |
werk:
wark (Q167p Koninksem)
|
Eerst uw werk afmaken! [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
18280 |
werkdaagse hoed |
`s werkdaagse hoed:
menə swardešə hūt (Q167p Koninksem)
|
mijn werkdaagse hoed [ZND 08 (1925)]
III-1-3
|