e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koninksem

Overzicht

Gevonden: 1465
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braken gobbelen: [schertsend]  guəbelə (Koninksem), kalven: [schertsend]  kāvə (Koninksem), kwalijk: [bn.]  koolk (Koninksem), overgeven: uvər-gève (Koninksem), [plat]  uəvergaivə (Koninksem) geef de gemeenzame woorden en uitdrukkingen voor overgeven, braken; geef aan tussen twee haakjes of ze gewoon , plat, schertsend, enz. gebruikt worden. [ZND 28 (1938)] III-1-2
branden branden: bjana (Koninksem) branden [ZND 01 (1922)] III-2-1
brandhout stompen: stø&#x0304mp (Koninksem, ... ), vinkelhout: feenkelhout (Koninksem), fēŋkəlhoͅu̯t (Koninksem, ... ), fønkelhout (Koninksem), vonkelhout: føŋkəlhoͅu̯t (Koninksem, ... ) [ZND 01 (1922)] [ZND 22 (1936)]brandhout [ZND 01 (1922)] || brandhout; klein hout voor de kachel [ZND 22 (1936)] I-7, III-2-1
brandnetel brandnetel: braandnitel (Koninksem), brānd˱netǝl (Koninksem), brānd˱nītǝl (Koninksem), etel: etęl (Koninksem), i.tǝl (Koninksem), ittel: iteͅl (Koninksem), troepetelsla: trupitsla (Koninksem  [(troepen: jonge kalkoenen)]  ), troepnettel: JK? troep-ittel-sla  trupitsla (Koninksem) (brand)netel [ZND 01 (1922)] || Urtica L. Van dit zeer algemeen voorkomende onkruid bestaan er twee soorten: de grote brandnetel (Urtica dioica L.) en de kleine brandnetel (Urtica urens L.), die in praktijk eigenlijk niet van elkaar onderscheiden worden. De grote of groffe, die van 30 cm tot meer dan 2 m lang kan worden en hierbij afgebeeld is, groeit meer op stikstofrijke, vaak halfbeschaduwde vruchtbare gronden en stortplaatsen. De kleine of fijne -van 15 tot 60 cm hoog- meer op droge plaatsen, op bouwland en in moestuinen. Beide soorten hebben brandharen en grofgezaagde bladeren, die bij aanraking een brandend gevoel veroorzaken. De bloemen zien eruit als groenige trosjes, bij de grote tot enkele centimenters lang en hangend, en bloeien van juni, respectievelijk mei, tot de herfst. [A 13, 11; L 1, a-m; L 1u, 24; L 5, 15; L 15, 2; S 5; Gi 1, 14; monogr.; add. uit S 25; JG 1b] I-5, III-4-3
brede buikriem onderhulp: o.nǝrhø̜.lǝp (Koninksem) Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73] I-10
brede landweg dreef: drēf (Koninksem) Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.] I-8
breeddorser breeddorser: bręi̯dǫsǝr (Koninksem) Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
breien strikken: kousa strikka (Koninksem), kouse strikka (Koninksem) Kousen breien. [ZND 22 (1936)] III-1-3
breinaald strikijzer: strikezers (Koninksem), strikijzer (Koninksem) Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)] III-1-3
breuk breuk: bruëk (Koninksem), hij is gebroken: heia es gebroeka (Koninksem) hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)] III-1-2