e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kortessem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kledij, kleren kledage: kleeage (Kortessem), kledergoed: kleergoed (Kortessem), kleren: klēr (Kortessem) Kent ge een verzamelwoord voor "de kleren"(kleerage, of een ander woord). [ZND 36 (1941)] || Kleren. Ga eens en wees zo goed, en zeg aan uw zuster dat ze de kleren van uw moeder moet afnaaien en met de borstel afborstelen [ZND 04 (1924)] III-1-3
kleed kleed: kleid (Kortessem) kleed III-1-3
kleerborstel borstel: ne bossel (Kortessem), kleerborstel: ĕnə klērbōͅsəl (Kortessem), klerbōssəl (Kortessem), de o is enkel en dof  enə klerbôssəl (Kortessem) een borstel (om kleren te borstelen) [ZND 22 (1936)] III-1-3
klein paard bidet: bidi (Kortessem), poney: penęi̯ (Kortessem), pony, poney: ponei̯ (Kortessem) Bedoeld is een paard dat lichter is dan een gewoon boerenpaard en dat men in de koets kan spannen. Een pony is lichter dan een bidet, die op zijn beurt niet zo zwaar als een ardenner is (P 49). Een dubbele pony is zwaarder dan een (enkele) pony of bidet (L 424). Een bidet, iets groter dan een pony, dient veelal als loop- en koetspaard (P 192, Q 168, 242). Een hit - waarbij eveneens een onderscheid tussen enkele en dubbele hit wordt gemaakt - kan vergeleken worden met een pony of bidet. Een ardenner is kort, dik en gedrongen (P 46), groter dan een pony maar kleiner dan een gewoon paard. Uit de antwoorden blijkt een sterke wisseling van de accentuering in pony en bidet. Pony met initiaal accent is aan het Nederlands, met finaal acent aan het Franse poney ontleend. De beginaccentuering in bidet gaat op een autonome ontwikkeling in de dialecten terug. Buiten de genoemde termen komen er nog een vrij groot aantal andere voor. Zie afbeelding 1. [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 3] I-9
kleine neus kleine neus: klein naus (Kortessem), klèin noës (Kortessem) een klein neusje [ZND 39 (1942)] III-1-1
kleine vleugeldekveren (37) klein pluimen: kleinəf1 əf2 ploume (Kortessem) kleine pluimen III-3-2
klep (van pet) klep: b.v. klep van hun klak.  klep (Kortessem) klep (b.v. van pet) III-1-3
kletsen babbelen: Van Dale: babbelen, 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les; -2. praatjes verkopen, kwaadspreken; -3. keuvelen, gezellig praten; -4. (gew.) uit de school klappen; -5. (in litt. t.) een geluid maken dat aan babbelen doet denken.  babbele (Kortessem), kazelen: kaozele (Kortessem) parlesanten; geef de dialectvorm van dit woord op indien het bestaat; wat betekent het ? [ZND 40 (1942)] || praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] III-3-1
kletsoor klatsoor: klatsōr (Kortessem) Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14] I-10
kletswijf babbelkous: än bḁbəlkōs (Kortessem) Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)] III-3-1