e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kortessem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met tussenpozen regenen smodderen: (smodderde-gesmodderd). Vb. dje hèt de heil toffel vol sop gesmodderd (ge hebt weer zitten knoeien met uw soep). (in de betekenis van licht regenen: t is aon t smoddere). Opm. is synoniem voor miezere.  smoddere (Kortessem) af en toe wat regenen III-4-4
met vollen eggen bet vollen [eggen]: bę vǫlǝ (Kortessem) Manier van eggen waarbij men na het keren de volgende egbaan niet meteen bij de vorige laat aansluiten. Men laat tussen de baan die op de heenweg geëgd werd, en de baan die men op de terugweg trekt, telkens een strook ongeëgd liggen. Die strook kan in breedte variëren. Op de volgende heenweg wordt die strook of een deel daarvan "vol" geëgd. Op de volgende terugweg laat men dan weer een strook onbewerkt. Men kan telkens één "vol" laten liggen, maar ook twee of meer; zie de afb. 74, 75 en 76. Er wordt a.h.w. in spiraalachtige ronden geëgd. Dit doet men vooral om op de einden van de akker ruimer en sneller te kunnen draaien. Het paard hoeft dan minder stappen te zetten en de eg hoeft daarbij niet omgelegd of omgetrokken te worden. Voor het werkwoordelijk deel van de meeste termen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting op het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b + 1c + 2c; N 11, 83; N 11A, 176b; monogr.] I-2
met vuur spelen bet vuur spelen: be vuur spele das prekulaaes (Kortessem), bè vuur spelen is perijkelous (Kortessem) Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)] III-3-2
metselaar metser: mętstǝr (Kortessem), mɛtsǝr (Kortessem) Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld] II-9
mevrouw madam (<fr.): joan gɛf mədam `ns ə sjoͅun hɛnsje (Kortessem) Piet (Arie), geef madame nu eens een schoon handje [ZND 44 (1946)] III-3-1
miauwen keken: kiɛ.kə (Kortessem) miauwen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
middag (s middags) noen: nŏĕwn (Kortessem), Vb. noù de noen gón ich mich wa ruiste (na de middag ga ik wat rusten).  noen (Kortessem), s achternoens: Vb. saternoens is oek n trijn nö Brusselt (in de namiddag vertrekt er ook nog een trein naar Brussel).  satersnoens (Kortessem), s noens: (dit wordt ook gezegd).  snoenes (Kortessem), Vb. snoens leg ich mich n hot (s middags ga ik n tijdje rusten).  snoens (Kortessem) middag [RND] || s middags III-4-4
middagdutje uiltje: ølkə (Kortessem) middagslaapje [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
middagdutje doen noenslapen: nunsloəpə (Kortessem) middagslaapje [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
middagmaal noen, de -: noen (Kortessem), nun (Kortessem) namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 14 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3