25101 |
met tussenpozen regenen |
smodderen:
(smodderde-gesmodderd). Vb. dje hèt de heil toffel vol sop gesmodderd (ge hebt weer zitten knoeien met uw soep). (in de betekenis van licht regenen: t is aon t smoddere). Opm. is synoniem voor miezere.
smoddere (Q074p Kortessem)
|
af en toe wat regenen
III-4-4
|
32803 |
met vollen eggen |
bet vollen [eggen]:
bę vǫlǝ (Q074p Kortessem)
|
Manier van eggen waarbij men na het keren de volgende egbaan niet meteen bij de vorige laat aansluiten. Men laat tussen de baan die op de heenweg geëgd werd, en de baan die men op de terugweg trekt, telkens een strook ongeëgd liggen. Die strook kan in breedte variëren. Op de volgende heenweg wordt die strook of een deel daarvan "vol" geëgd. Op de volgende terugweg laat men dan weer een strook onbewerkt. Men kan telkens één "vol" laten liggen, maar ook twee of meer; zie de afb. 74, 75 en 76. Er wordt a.h.w. in spiraalachtige ronden geëgd. Dit doet men vooral om op de einden van de akker ruimer en sneller te kunnen draaien. Het paard hoeft dan minder stappen te zetten en de eg hoeft daarbij niet omgelegd of omgetrokken te worden. Voor het werkwoordelijk deel van de meeste termen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting op het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b + 1c + 2c; N 11, 83; N 11A, 176b; monogr.]
I-2
|
22793 |
met vuur spelen |
bet vuur spelen:
be vuur spele das prekulaaes (Q074p Kortessem),
bè vuur spelen is perijkelous (Q074p Kortessem)
|
Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
29920 |
metselaar |
metser:
mętstǝr (Q074p Kortessem),
mɛtsǝr (Q074p Kortessem)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|
21585 |
mevrouw |
madam (<fr.):
joan gɛf mədam `ns ə sjoͅun hɛnsje (Q074p Kortessem)
|
Piet (Arie), geef madame nu eens een schoon handje [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
20123 |
miauwen |
keken:
kiɛ.kə (Q074p Kortessem)
|
miauwen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
24901 |
middag (s middags) |
noen:
nŏĕwn (Q074p Kortessem),
Vb. noù de noen gón ich mich wa ruiste (na de middag ga ik wat rusten).
noen (Q074p Kortessem),
s achternoens:
Vb. saternoens is oek n trijn nö Brusselt (in de namiddag vertrekt er ook nog een trein naar Brussel).
satersnoens (Q074p Kortessem),
s noens:
(dit wordt ook gezegd).
snoenes (Q074p Kortessem),
Vb. snoens leg ich mich n hot (s middags ga ik n tijdje rusten).
snoens (Q074p Kortessem)
|
middag [RND] || s middags
III-4-4
|
17838 |
middagdutje |
uiltje:
ølkə (Q074p Kortessem)
|
middagslaapje [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
17839 |
middagdutje doen |
noenslapen:
nunsloəpə (Q074p Kortessem)
|
middagslaapje [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
20573 |
middagmaal |
noen, de -:
noen (Q074p Kortessem),
nun (Q074p Kortessem)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 14 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|