28708 |
naaien |
naaien:
nē̜ǝ (Q074p Kortessem)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|
18184 |
naakt |
bloot:
blout (Q074p Kortessem),
moedernaaks:
syn. Poeddelnoks, poedelkesnoks.
mojernoks (Q074p Kortessem),
moedertjesnaaks:
syn. Poeddelnoks, poedelkesnoks.
mojerkesnoks (Q074p Kortessem),
naaks:
noks (Q074p Kortessem),
poedelnaaks:
poeddelnoks (Q074p Kortessem),
poedeltjenaaks:
poedelke noks (Q074p Kortessem)
|
bloot || naakt || poedelnaakt
III-1-3
|
26113 |
naald |
naalde:
nǭlj (Q074p Kortessem)
|
De naald is een draad gehard staal, voorzien aan de ene zijde van een spitse punt en aan de andere zijde van een oog om de draad door te steken. De kleermaker of naaister gebruikt ze om te naaien, te stoppen of te borduren. Men kent naalden in verschillende lengtes en diktes. De keuze van de naald hangt af van het beoogde doel, de draad en dikte van de draad en de dikte van de stof (Gerritse, pag. 26 en 27). [N 59, 11a; N 62, 49a; N 62, 49c; L 5, 2; L 8, 29; L B1, 76; Gi 1.IV, 13a; MW; Wi 6; S 25; monogr.]
II-7
|
21941 |
naar beneden duiken |
vallen:
valle (Q074p Kortessem)
|
Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: naar beneden vallen, duiken? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34407 |
naar de ram brengen |
leiden:
lęi̯ǝ (Q074p Kortessem)
|
Het vrouwelijk schaap laten bevruchten door de bok. [N 77, 33; N 77, 32; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
17848 |
naar huis gaan |
naar thuis gaan:
noi gaon ich nao thois (Q074p Kortessem)
|
Wat zegt men in uw dialect? Nu ga ik naar huis. [ZND 48 (1954)]
III-1-2
|
34013 |
naar links |
haar:
hār (Q074p Kortessem),
prrr:
pr̄ (Q074p Kortessem)
|
Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.]
I-10
|
34014 |
naar rechts |
hot:
hui̯t (Q074p Kortessem),
hut:
hyt (Q074p Kortessem)
|
Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.]
I-10
|
20138 |
nageboorte |
nageboorte:
noùgeborte (Q074p Kortessem)
|
nageboorte
III-2-2
|
34179 |
nageboorte van de koe |
bed:
bɛt (Q074p Kortessem)
|
[N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.]
I-11
|