17963 |
spartelen |
spartelen:
spattele (Q074p Kortessem)
|
spartelen
III-1-2
|
22003 |
speciale lokroepen |
kom, kom:
kom kom (Q074p Kortessem)
|
Hoe zegt men: het roepen van de duiven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17782 |
speeksel |
spuw:
spoouw (Q074p Kortessem)
|
speeksel [ZND B1 (1940sq)]
III-1-1
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
spuwen:
spo.uən (Q074p Kortessem),
spo: (Q074p Kortessem),
spoouwə (Q074p Kortessem),
uitspuwen:
óutspouwe (Q074p Kortessem)
|
(speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen (speeksel uit de mond verwijderen) [ZND B1 (1940sq)] || uitspuwen
III-1-1
|
22384 |
speelkaart |
kaart:
koòt (Q074p Kortessem)
|
Kaart.
III-3-2
|
26505 |
speelman, klapspaan |
mannetje:
mɛnǝkǝ (Q074p Kortessem),
schudder:
šø̜dǝr (Q074p Kortessem)
|
Aan het staakijzer bevestigde houten of ijzeren lat of van armen voorziene ijzeren kop waarmee het schoen in schuddende beweging wordt gehouden. In P 55 had de as vier vlakke kanten. In P 58 en Q 83 waren er respectievelijk vier tappen (tapǝ) en vier tanden (tān) of knotsen (knotsǝ) aan de kop bevestigd (Vanderspickken, pag. 112). De wippelaar uit Q 9 bestond uit hout met leer ertegen. [N O, 14n; A 42A, 18; N D, 32; Vds 150; Jan 157; Coe 138; Grof 159]
II-3
|
21480 |
speelplaats |
koer (<fr.):
koer (Q074p Kortessem),
speelplek:
Syn. koer.
speelplak (Q074p Kortessem)
|
Speelplaats. || Speelplein.
III-3-1
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
døm (Q074p Kortessem),
tet:
tęt (Q074p Kortessem)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
20630 |
spek |
spek:
spɛk (Q074p Kortessem, ...
Q074p Kortessem),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
speͅk (Q074p Kortessem)
|
spek [Goossens 1b (1960)], [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
speel (Q074p Kortessem)
|
Spel.
III-3-2
|