19132 |
werken |
werken:
moətə wɛrkə (Q074p Kortessem),
wirəkə (Q074p Kortessem),
wɛrkə mostə (Q074p Kortessem)
|
Er waren drie mannen die in het bos moesten werken [ZND 46 (1946)] || Hebt gij tot nu moeten werken ? [ZND 46 (1946)] || werken [RND]
III-3-1
|
18915 |
werklustig |
ijver:
iever aant werk (Q074p Kortessem)
|
hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig aan het werk, hij is niet bang voor zijn moeite. [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
25135 |
wervelwind |
houwvrouw:
hoͅwvroͅw (Q074p Kortessem)
|
wervelwind [ZND B2 (1940sq)]
III-4-4
|
24399 |
wesp |
wesp:
wesp (Q074p Kortessem)
|
wesp [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
19133 |
weten |
weten:
wete (Q074p Kortessem)
|
weten
III-1-4
|
30848 |
wetsteen |
slijpsteen:
slē̜ǝ.pstęi̯n (Q074p Kortessem)
|
De doorgaans in flauw-ovale punten uitlopende, platte korund (carborundum) steen van ongeveer 20-30 cm. lang, waarmee de zeis of de zicht gewet wordt in het veld. Zie de toelichting bij het lemma ''strekel'' en de algemene toelichting bij deze paragraaf. Daar het (oude) onderscheid tussen beide instrumenten (voornamelijk) in het materiaal lag, konden de opgaven met het element -steen hier worden ondergebracht. Niet altijd was de wetsteen van de industriële carborundum-steen vervaardigd. De zegsman van L 434 voegt toe dat de wetsteen gewoonlijk een stuk harde Naamse steen was; die van L 269 en Q 101 dat het een stuk leisteen was en soms gebruikte men een stuk dakpan (zie het betreffende woordtype). Aangaande het onderscheid tussen de kennelijk naast elkaar gebruikte wetsteen en cementen strekel, merkt de zegsman van L 313 nog op dat "de wetsteen korter (is) dan de cementen strekel en wordt gebruikt als de zeis te bot is om ze te wetten (sc. met de strekel) en nog te scherp om ze te haren". Zie verder de toelichting bij het lemma ''slijpbus''.' [N 18, 82; N 18, 80 add.; N 14, 131 add.; N 15 add.; JG 1a, 1b, 1d; A 4, 28f; A 23, 16II; L 20, 28f; Gwn 7, add.; monogr.]
I-3
|
32893 |
wetten met de strekel, strijken |
slijpen:
slē̜ǝ.pǝ (Q074p Kortessem)
|
De benamingen voor het wetten met de houten strekel, het strijken. Zie verder de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 9, nummer 1. [JG 1a, 1b, 1d; monogr.]
I-3
|
32900 |
wetten met de wetsteen |
slijpen:
slē̜ǝ.pǝ (Q074p Kortessem)
|
Het scherpen van de zeis of de zicht met de wetsteen. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 9, nummer 2. [JG 1a, 1b; add. uit: N 14, 131; N 18, 80; A 4, 28; A 14, 10; A 23, 16; monogr.]
I-3
|
24408 |
wezel |
muishondje:
moisheundje (Q074p Kortessem),
wezeltje:
wèzelleke (Q074p Kortessem)
|
wezel [ZND 48 (1954)], [ZND 48 (1954)]
III-4-2
|
17864 |
wiebelen |
kwikkelen:
kwikkele (Q074p Kortessem)
|
wiebelen
III-1-2
|