22051 |
darmwormen |
wormen:
werm (Q074p Kortessem)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: inwendige parasieten of darmwormen in het algemeen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23168 |
darts |
flikken:
Vgl. pag. 570: vogelepik, syn. flikke.
flikke (Q074p Kortessem),
vogelenpik (zn.):
Caféspel: met pijltjes naar de pikblok gooien om de meeste punten.
vogelepik (Q074p Kortessem)
|
Met de pikken naar de roos werpen (vogelpik). || Vogelpik.
III-3-2
|
23169 |
darts add. |
vogelenpik bet de vlo:
vogelepik bè de villau (Q074p Kortessem)
|
Aan houten paaltjes werden houten ringen bevestigd, die al fietsend met een stok moesten verzameld worden; wie de meeste ringen afgestoken had, was de winnaar.
III-3-2
|
18250 |
das, sjaal |
sjaal:
Men zegt sjerp voor warme halsdoek.
sjal (Q074p Kortessem),
sjerp:
sjerp (Q074p Kortessem),
slat:
z.o. maolslat voor zakdoek. [WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed.
slat (Q074p Kortessem)
|
halsdoek || sjaal
III-1-3
|
33519 |
dauw op vruchten |
dauw:
doo (Q074p Kortessem)
|
I-7
|
22128 |
de aankomst van de duif telefonisch melden |
telefoneren:
telefoneere (Q074p Kortessem)
|
het telefonisch melden van de aankomst van de duif [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32570 |
de akker bewerken |
labeuren:
labȳǝrǝ (Q074p Kortessem)
|
Al het werk op de akker samen (bemesten, ploegen, eggen, rollen enz.) kan als één geheel gezien worden. Het werk op de akker staat dan in tegenstelling tot het werk op de boerderij. Het woord labeuren blijkt de volgende betekenisnuances te hebben: a. al het werk op de akker tot deze gereed is om bezaaid of beplant te worden, b. al het werk op de akker, het zaaien of planten inbegrepen, c. al het werk op de akker in het algemeen, soms met inbegrip van het oogsten. Vaak heeft het de bijbetekenis van zwaar werk verrichten. Opgaven van labeuren de zin van "het boerenbedrijf uitoefenen" of met "zwaar werk doen" als hoofdbetekenis zijn hier niet opgenomen. [N 5A, 95a add.; N 11A, 132 add.; N 11A, 143; JG 1a + 1b; L 37, 11c; monogr.]
I-1
|
32317 |
de banden uitsmeden |
fatsoen geven:
fatsoen geven (Q074p Kortessem)
|
Omdat een vat in het midden breder is dan aan de boven- en onderzijde, moeten de definitieve banden aan de benedenzijde ook breder worden gemaakt. De kuiper doet dit op het kuipersaambeeld met behulp van een geerhamer. Soms wordt ook een geermachine gebruikt. [N E, 43c]
II-12
|
32295 |
de binnenrand vlakmaken |
uitbladeren:
uitbladeren (Q074p Kortessem),
uitsnijden:
uitsnijden (Q074p Kortessem)
|
Met behulp van het schaafmes de binnenrand van het vat vlak maken op de plaats waar de kroos moet worden aangebracht. Volgens verschillende respondenten worden de binnenrand en binnenkant van het vat ook wel met een schaaf afgewerkt. Het schaafblok van zoɛn schaaf is voorzien van een van voor naar achter lopende, bolvormige zool. Zie ook het lemma ɛtoogschaaf met bolle zoolɛ in de algemene paragraaf over de werktuigen voor houtbewerkingen.' [N E, 35d]
II-12
|
32293 |
de binnenwand gladschaven |
gladsnijden:
gladsnijden (Q074p Kortessem)
|
De binnenwand van het vat met behulp van haalmessen en schaven gladmaken. [N E, 37a]
II-12
|