20346 |
grootmoeder |
bonne (fr.):
van: bonne-maman
bonne (Q074p Kortessem),
bonne-ma:
bomma (Q074p Kortessem),
grootmam:
groutmam (Q074p Kortessem),
grootmoeder:
groutmoeder (Q074p Kortessem),
groutmojer (Q074p Kortessem),
mem:
verouderde aanspreekvorm voor moeder én grootmoeder
mem (Q074p Kortessem)
|
grootmoeder
III-2-2
|
20345 |
grootouders |
grootouders:
groutaa’s (Q074p Kortessem)
|
grootouders
III-2-2
|
20288 |
grootvader |
bon-pa:
bompa (Q074p Kortessem),
bônpa (Q074p Kortessem),
grand-pre (fr.):
grand-père
grampeer (Q074p Kortessem),
grootvader:
groutvaoder (Q074p Kortessem),
groutvaor (Q074p Kortessem),
oude, de -:
zie id. voor vader
den aaë (Q074p Kortessem),
tij:
oude benaming: mem en tê
tê (Q074p Kortessem)
|
grootvader
III-2-2
|
33317 |
grote boerderij |
winning:
węneŋ (Q074p Kortessem)
|
Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22]
I-6
|
22056 |
grote duiventeek |
teek:
teke (Q074p Kortessem)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: grote duiveteek of mijtteek: zuigen bloed s nachts bij broedende vogels. Larven als rode speldeknoppen onder de vleugels en in de hals. [N 93 (1983)]
III-3-2
|
25060 |
grote hoeveelheid, hoop |
hoop (aarde):
hoͅwp jāt (Q074p Kortessem)
|
grote hoeveelheid (bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, mouk, del) [ZND B2 (1940sq)]
III-4-4
|
22504 |
grote knikker |
kartets:
kərteͅs (Q074p Kortessem),
Enne kertes is nen dikke steine meë: een kertes is een dikke stenen knikker.
kertes (Q074p Kortessem),
Sub meë: ne steine meë: een kertes (kertesse).
kertes (Q074p Kortessem)
|
[Stenen knikker]. || Knikker. || Knikker: de grote (glazen of stenen). [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|
22015 |
grote mand met twee verdiepingen |
dubbele, een ~:
éne dobbele (Q074p Kortessem)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een grote mand met twee verdiepingen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22178 |
grote ronde worm in dunne darm |
ronde worm:
ronne werm (Q074p Kortessem)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: grote ronde worm in dunne darm? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22675 |
grote trom |
grosse caisse (fr.):
groskê`s (Q074p Kortessem)
|
Grote trom.
III-3-2
|