24894 |
herfst, najaar |
herfst:
Vb. in den hèrs kome oek nog sjoun doôg (in de herfst komen er ook nog mooie dagen).
hèrs (Q074p Kortessem)
|
herfst, najaar
III-4-4
|
24877 |
herik |
hering:
hiǝ.reŋ (Q074p Kortessem),
zennep:
zęnǝp (Q074p Kortessem)
|
Sinapis arvensis L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en in open bermen met goudgele bijeenstaande bloempjes en zaden in de vorm van zeer dunne opstaande boontjes. Het bloeit van mei tot september. De lengte varieert van 30 tot 80 cm. Het is ook bekend onder de oude naam krodde of wilde mosterd. Dit onkruid wordt vaak verward met knopherik (Raphanus raphanistrum L.), waar het sterk op lijkt. Knopherik komt meer voor op zandige akkers en bermen, terwijl de zaden groter zijn evenals de bloempjes, waarvan de kleur kan variëren van wit tot donkergeel en paars. Het bloeit van juli tot augustus en wordt 20 tot 60 cm hoog. Bij de opgaven wordt door een aantal informanten op dit verschil gewezen. Melm is droge akkergrond. Zie Goossens 1964; 1970 en 1988, 95-108. [N C, 2; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 17, 12; A 43, 12; monogr.]
I-5
|
34145 |
herkauwen |
herkauwen:
hɛrkau̯wǝn (Q074p Kortessem),
irken:
erekǝ (Q074p Kortessem),
erǝkǝ (Q074p Kortessem)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
17779 |
hersenen |
hosse:
heuse (Q074p Kortessem),
hyəsə (Q074p Kortessem)
|
de hersenen (in het hoofd) [ZND 26 (1937)]
III-1-1
|
21948 |
het geluid dat de duif maakt bij de duivin in een hoekje te jagen (baltsverschijnsel) |
roeken:
roeke (Q074p Kortessem)
|
Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: het geluid dat de duif daarbij maakt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21972 |
het inzetten van duiven die jonger zijn dan 1 jaar |
piepers:
piepers (Q074p Kortessem)
|
Het inzetten van zowel mannelijke als vrouwelijke duiven die jonger zijn dan 1 jaar, nog ongepaard (natuurspel)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32689 |
het land aftreden |
aftreden:
ǭ.ftriɛ (Q074p Kortessem)
|
Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.]
I-1
|
22112 |
het lossen uitstellen |
uitstellen:
Opm. invuller heeft het eerste deel van dit woord slordig (met letters over elkaar heen) geschreven; ik denk dat er "aut.."staat?!
autgesteld (Q074p Kortessem)
|
het lossen uitstellen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22002 |
het neerstrijken van de duif |
vallen:
valle (Q074p Kortessem)
|
Hoe zegt men: het neerstrijken van de duif? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32282 |
het vat met vuur verwarmen |
de ton stoken:
dǝ ton stǭwǝkǝ (Q074p Kortessem),
de ton warmstoken:
de ton warmstoken (Q074p Kortessem)
|
Het vat boven een brandend vuur plaatsen met als doel de duigen te verwarmen waardoor ze soepel en buigzaam worden en de kuiper het vat zijn ronde vorm kan geven. In een aantal plaatsen werd het vuur op een rooster of in een kachel aangelegd. De open onderkant van het vat werd vervolgens boven deze vuurhaard geplaatst. Zie ook het volgende lemma. [N E, 28b]
II-12
|