32273 |
het vat opzetten |
opzetten:
opzetten (Q074p Kortessem),
op˲zɛtǝ (Q074p Kortessem)
|
De duigen met behulp van een voorlopige opzetband overeind zetten. De eerste duig die de kuiper plaatst wordt met behulp van een opzetklem vastgezet. Daarna worden de andere duigen binnen de opzetband geplaatst totdat de ring gevuld is. Dan kan de opzetklem verwijderd worden. [N E, 25]
II-12
|
19415 |
het vuur doven |
omtrekken:
umtrekke (Q074p Kortessem),
uitdoen:
ōͅt˂dūn (Q074p Kortessem),
oͅətdūn (Q074p Kortessem)
|
de kachel dooven [ZND 31 (1939)]
III-2-1
|
26378 |
het water tegenhouden |
(het water) ophouden:
ǫphāgǝ (Q074p Kortessem),
steigeren:
stęjgǝrǝ (Q074p Kortessem)
|
Het water tegenhouden met behulp van één of meer sluizen. [Vds 49; Jan 52; Coe 38; Grof 66]
II-3
|
20404 |
heten |
heten:
heetə (Q074p Kortessem, ...
Q074p Kortessem),
hete (Q074p Kortessem)
|
heeten [ZND 25 (1937)] || heten
III-2-2
|
32923 |
heukeling |
heukel:
hø̜i̯.kǝl (Q074p Kortessem)
|
Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.]
I-3
|
32924 |
heukelingen spreiden |
uitbreken:
ǫǝ.t˱brię.kǝ (Q074p Kortessem)
|
Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.]
I-3
|
17645 |
heup |
heup:
heup (Q074p Kortessem),
hoəp (Q074p Kortessem)
|
de heup (zijde van het lichaam) [ZND 26 (1937)]
III-1-1
|
24912 |
heuvel, kleine hoogte |
hoogte:
wā ⁄n høgdə (Q074p Kortessem)
|
wat een hoogte! [ZND 27 (1938)]
III-4-4
|
17776 |
hiel |
vers:
vās (Q074p Kortessem)
|
een hiel (van de voet) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-1
|
22211 |
hiel (26) |
vas:
vas (Q074p Kortessem)
|
vers
III-3-2
|