e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kortessem

Overzicht

Gevonden: 2675
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoofd hoofd: hùid (Kortessem), kop: kop (Kortessem) hoofd || kop III-1-1
hoofd (spotnamen) ster: stêr (Kortessem) hoofd III-1-1
hoofdbord kop: kǫp (Kortessem) Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr] I-13
hoofddoek hoofdslat: hø̜i̯tslat (Kortessem) Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] I-4
hoofdkaas hoofdkaas: høͅtjkiɛs (Kortessem), kipkap: kipkap (Kortessem) gehakt vlees (speciaal van het hoofd van varkens) [ZND B2 (1940sq)] || hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] III-2-3
hoofdkussen hoofdkussen: høi̯tkøsə (Kortessem), hoofdpeluw: høͅi̯pleŋ (Kortessem), høͅi̯pəleŋ (Kortessem), høͅi̯tpølvər (Kortessem), kopkussen: høͅi̯tkøͅi̯sə (Kortessem), kussen: køͅi̯sə (Kortessem) hoofdkussen [ZND 27 (1938)] III-2-1
hoofdstel kopstuk: kǫpstø̜k (Kortessem) Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.] I-10
hoog tijd hoog tijd: op de a ook nog een trema  hogtāt (Kortessem) Het is hoogtijd (dat we gaan). [ZND 27 (1938)] III-3-3
hoog vliegen hoog vliegen: hog vliege (Kortessem) Hoe zegt men: de duiven vliegen hoog (bijv. bij mooi weer)? [N 93 (1983)] III-3-2
hoogdag hoogdag: hoͅgdōͅg (Kortessem), hoogtijd: hoogtijden  doͅə zän vīr hoͅgtäj (Kortessem) Zeg in dialect: Er zijn vier hoogdagen (grote feestdagen). [ZND 27 (1938)] III-3-3