e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kortessem

Overzicht

Gevonden: 2675
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
houtsplinter splinster: splē.nstǝr (Kortessem) Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.] II-12
hovaardig hovaardig: hovjadeg (Kortessem) hovaardig III-1-4
huiduitslag gesmot: gesmot (Kortessem) huidaandoening III-1-2
huif van de huifkar huif: hōf (Kortessem) Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr] I-13
huifkar huifkar: hǭfkē̜r (Kortessem) Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.] I-13
huilen blaten: blête (Kortessem), grijnen: grijne (Kortessem), grijnzen: grinse (Kortessem), grinsə (Kortessem), janken: janke (Kortessem), joenken: joenke (Kortessem), krinselen: cf. Schuermans p. 297 s.v. "krinsen": hier en daar gebruikt voor grinsen of grijnzen, grinden, grimmen  krinsele (Kortessem), snakken: cf. Schuermans, p. 637 s.v. "snakken"in de betekenis van "snokken of snikken  snakke (Kortessem), snotteren: snottere (Kortessem) wenen [ZND B1 (1940sq)] III-1-4
huilen (van droefheid) grijnzen: grīnsdə (Kortessem) Hij huilde (weende, schreide) van droefheid [ZND 44 (1946)] III-1-4
huis huis: hou̯s (Kortessem) huis III-2-1
huis, woning huis: hoͅəs (Kortessem) huis [ZND A2 (1940sq)] III-2-1
huishouden huishouden: hoͅəshāgə (Kortessem) Wat een armzalig huishouden [ZND 32 (1939)] III-2-1