17541 |
groeien |
groeien:
gru-je (Q112c Kunrade),
wassen:
wasse (Q112c Kunrade)
|
groeien: Groter worden: in grootte toenemen, gezegd van kinderen (groeien, wassen, profiteren). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17547 |
grof gebouwd |
grof:
groaf (Q112c Kunrade)
|
Grof gebouwd: groot, zwaar (struis, grof). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24951 |
grondwater |
grondwater:
grondwater (Q112c Kunrade)
|
grondwater, water dat zich in de grond bevindt oa doordat regenwater door de losse bovengrond tot op een harde laag zakt [zakwater, kwelm] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25005 |
groot in zijn soort |
bonker:
bunker (Q112c Kunrade),
kamazool:
kamäzäöl (Q112c Kunrade)
|
iets dat groot is in zijn soort [kardoffel, karbonkel, bonker, bommel, klepper, sjaorel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25060 |
grote hoeveelheid, hoop |
hoop:
hoop (Q112c Kunrade)
|
een grote hoeveelheid [bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, meuk, del] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23543 |
grote hostie |
grote hostie (<lat.):
groeëte hostie (Q112c Kunrade)
|
De grote hostie, op de pateen gelegen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24857 |
grote weegbree |
weegbree:
weëgbri-j (Q112c Kunrade)
|
Grote weegbree (plantago major 10 tot 50 cm groot. Alle bladeren staan in een wortelrozet en zijn bijna eirond of eivormig, de bladeren parallelnervig en langgesteeld; de bloemen bevinden zich in lange cilindrische aren, de bloemkroon is vliezig, en bru [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25142 |
guur, kil en schraal weer |
bijs:
bīēs (Q112c Kunrade)
|
snijdend, droog en onaangenaam koud, gezegd van het weer [guur, onguur, stuurs] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18404 |
haarcrème |
pommade (fr.):
pommaat (Q112c Kunrade)
|
crème die bij de verzorging van het haar gebruikt wordt [pommade] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18046 |
haarenkelen |
haarenkelen:
haorrinkele (Q112c Kunrade)
|
haarenkelen: Zijn enkel stuk stoten bij het lopen (haarenkelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|