19105 |
kwezel |
kwezel:
kwiejzel (Q112c Kunrade)
|
Een bidziel, bidmens, kwezel, overdreven vrome persoon. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23736 |
kwezelachtig |
kwezelig:
kwieëzelig (Q112c Kunrade)
|
Kwezelachtig. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17692 |
kwijl |
zever:
zever (Q112c Kunrade)
|
Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
23580 |
kyrie eleison |
kyrie:
t kyrie (Q112c Kunrade)
|
Het "vaste gezang"aan het begin van de mis, het "Kyrie eleison". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23658 |
laatste evangelie |
t letste evangjillióm?].:
t letste evangelie (Q112c Kunrade)
|
Het laatste evangelie, het beginmstuk van het evangelie volgens Johannes, dat gelezen werd na de zegen [t lèste evangillie [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18147 |
lam |
schaapje:
šø̄pkǝ (Q112c Kunrade)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|
24418 |
langpootmug |
hooiwagen:
WLD
huiwaan (Q112c Kunrade)
|
Hoe noemt u de grote mug met bijzonder lange, breekbare poten (langpootmug, horlogemaker, glazemaker, snijder) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
25079 |
langzaam, traag |
traag:
traog (Q112c Kunrade),
vuil:
voel (Q112c Kunrade)
|
langzaam [lui, traag, stil, telijig] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18222 |
lap |
lap:
lap (Q112c Kunrade)
|
sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
23752 |
laten wijden |
de auto laten zegenen:
dr auto loate zeëne (Q112c Kunrade),
inwijden:
i-wieje (Q112c Kunrade),
laten zegenen:
loate zeëne (Q112c Kunrade, ...
Q112c Kunrade)
|
Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] || Een voertuig (auto/wagen) laten wijden/zegenen, op of rond het feest van St. Christoffel (25 juni). [N 96B (1989)]
III-3-3
|