18064 |
bof |
bof:
bof (Q112c Kunrade)
|
Bof: de ziekte waarbij men een opgezet gezicht krijgt door ontsteking van de oorspeekselklier en zwelling van de lymfevaten (dikoor, smartoor, bof). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23309 |
bonnet |
bonnet (<oudfr.):
bonnet (Q112c Kunrade)
|
De bonnet van de priester. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25019 |
bonzen |
boemsen:
boemze (Q112c Kunrade)
|
hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24981 |
borrelen (van water) |
borrelen:
borrele (Q112c Kunrade),
pruttelen:
pruttele (Q112c Kunrade)
|
bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)] || door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17765 |
borstkas |
borst:
bros (Q112c Kunrade)
|
Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18082 |
borstvliesontsteking |
fleuris:
fleuris (Q112c Kunrade)
|
Pleuris: ontsteking van het borstvlies dat om de longen zit en de binnenkant van de borstkas bekleedt; pleuritis (pleuris, fleuris, floris). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24597 |
bosrank |
clematis:
clematis (Q112c Kunrade)
|
Bosrank (clematis vitalba). Een 150 tot 500 cm grote klimplant met ten dele houtige stengels, waarbij de bladstelen als ranken dienst doen; de bladeren zijn oneven geveerd, tegenoverstaand, de blaadjes zijn eivormig, tevens gaafrandig of licht gekarteld; [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24769 |
bosviooltje |
viooltje:
vi-eulkes (Q112c Kunrade)
|
Bosviooltje (viola silvestris/canina). De bloemkleur is roodachtig blauw, bij de jonge bloem zeer licht, later donkerder. De spoor is spits, zonder groef en is sterk gekleurd. De bloemblaadjes zijn smal en min of meer naar voren gericht. De steunblaadjes [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24948 |
bron |
wel:
wel (Q112c Kunrade)
|
bron, natuurlijke opening in de grond waar water uit de grond opwelt [kwel, wel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24983 |
bros, breekbaar |
sprok:
sjpròk (Q112c Kunrade)
|
hard aanvoelend en toch gemakkelijk breekbaar [bros, sprok, ras, broos] [N 91 (1982)]
III-4-4
|