e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P057p plaats=Kuringen

Overzicht

Gevonden: 2406
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoepel reep: riep (Kuringen) Een hoepel (ijzeren of houten ring die door de kinderen voortgedreven wordt). [ZND 27 (1938)] III-3-2
hoepelen repen: riepe (Kuringen) Hoe heet: met zon ring [hoepel] spelen? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hoeveelheid halmen voor een halve schoof geleg: gǝlęx (Kuringen) In het zuiden van Belgisch Limburg waar met de zicht wordt gemaaid kent men het begrip "ongebonden halve graanschoof"; de maaier haalt met één keer inkappen en uitwinnen de hoeveelheid halmen voor een halve schoof bijeen. In de rest van het onderzoeksgebied komt het begrip niet voor. Zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf en kaart 19. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 29; monogr.] I-4
hoeven verwijderen afkappen: afkapǝn (Kuringen), schouwen: sxāǝn (Kuringen) Eerst wordt de gehele poot verwijderd van het lijf en dan worden later de hoeven van de poot gekapt. Het kan zijn dat sommige antwoorden eerder duiden op het begrip "poot verwijderen" dan op "hoef verwijderen". [N 28, 46; monogr.] II-1
holle steen boisseau: bwazō (Kuringen  [(meervoud: bwazōs)]  ), dallesteen: dalstī̄n (Kuringen), isobrik: izōbrek (Kuringen) Metselsteen die niet massief is. Holle stenen kunnen diverse vormen en afmetingen vertonen en worden onder meer gebruikt voor gewelven, zolderingen en lichte tussenmuren. Ze worden ook toegepast bij het opmetselen van rookkanalen en luchtkokers. Zie ook afb. 27. Het betreft daar een holle spie- of boogsteen. De woordtypen zwemsteen (L 289) en zwembrik (Q 12) verwijzen naar het feit dat holle stenen licht van gewicht kunnen zijn door het gebruik van poreuze grondstoffen als natuurbims, kunstbims of gegranuleerde hoogovenslakken; als bindmiddel wordt dan hydraulische kalk, cement of een mengsel van beide toegepast. [N 30, 54c] II-8
hommel wesp: ook in ZND 01, a-m  wesp (Kuringen) hommel [ZND 27 (1938)] III-4-2
hond hond: hond (Kuringen), hont (Kuringen, ... ), hoͅ.nt (Kuringen) hond [Goossens 1b (1960)], [ZND 08 (1925)], [ZND 21 (1936)], [ZND m] III-2-1
hondenhok hondskot: hoͅntskoͅt (Kuringen) hondenhok [ZND 38 (1942)] III-2-1
honing bijenhoning: bijenhoning (Kuringen), honing: hō.neŋ (Kuringen) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
hoofd kop: de oare van ze͂nne kop (Kuringen) de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] III-1-1