id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19730 | bed | bed: beͅet (Kuringen) | bed [RND] III-2-1 |
19754 | beddenlaken | laken: lākə (Kuringen) | Een laken (op een bed) [ZND 34 (1940)] III-2-1 |
25448 | bederven, gezegd van pekel | rot: rǫt (Kuringen) | De zoutoplossing kan bederven doordat te veel bloed uit het vlees trekt en zich met de pekel vermengt. [N 28, 109; monogr.] II-1 |
23197 | bedevaart | bedevaart: een beêvert (Kuringen), ne beevert (Kuringen), bedeweg: ne beijweich (Kuringen) | Een bedevaart. [ZND 21 (1936)] III-3-3 |
21558 | bedienen | gerieven: gerieven (Kuringen), iemand gerieven (Kuringen) | Iemand in een winkel bedienen. [ZND 35 (1941)] III-3-1 |
23262 | bedienen add. | stervende (zn.): de stervende (Kuringen) | Hoe heet: iemand van de laatste Sacramenten voorzien? [ZND 32 (1939)] III-3-3 |
34540 | bedorven ei | rotte eieren: rǫtǝ ēr (Kuringen) | [N 19, 54d; L 6, 39; S 31; monogr.] I-12 |
18965 | bedriegen | bedriegen: ook materiaal Leuv. lijst 21, vr 6a bedriegen (Kuringen), bedriĕge (Kuringen) | bedriegen [ZND 01 (1922)] III-1-4 |
18825 | bedroefd | triestig: ook materiaal znd 23,33 triestuh (Kuringen), zuur: ook materiaal znd 23,33 zoer (Kuringen) | droef [ZND 01 (1922)] III-1-4 |
19471 | bedsprei | bedsprei: betsprei̯ (Kuringen), beͅtsprē (Kuringen) | bedsprei [RND] || Een bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)] III-2-1 |