18286 |
lange broek |
lange broek:
lang broek (P057p Kuringen),
’n lang broək (P057p Kuringen),
Lang brouk. Kot brekske.
lang brōuk (P057p Kuringen)
|
lange broek [ZND 16 (1934)] || lange broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
17610 |
lange neus |
lange neus:
lang naos (P057p Kuringen),
lange snuit:
lang snòt (P057p Kuringen)
|
een lange neus [ZND 39 (1942)]
III-1-1
|
17809 |
langen |
langen:
Geven, b.v. lang mich oer pen.
langen (P057p Kuringen),
Geven.
langen (P057p Kuringen)
|
Is bij u een werkwoord langen bekend? Schrijf de juiste betekenis tussen haakjes achter de dialectuitspraak (geven, nemen, overreiken enz.). [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
33774 |
langwerpige streep van voorhoofd tot neus |
streep:
strip (P057p Kuringen)
|
Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b]
I-9
|
25079 |
langzaam, traag |
langzaam:
da git langzaam (P057p Kuringen)
|
Langzaam. Dat gaat langzaam [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
19599 |
lantaarn |
lantaarn:
lantiaan (P057p Kuringen),
lantjaan (P057p Kuringen)
|
lantaarn [ZND 37 (1941)]
III-2-1
|
17814 |
laten |
laten:
loate (P057p Kuringen),
loətə (P057p Kuringen)
|
laten [ZND 08 (1925)], [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
24990 |
lauw |
lauw:
loo wetter (P057p Kuringen)
|
Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
20479 |
leeftijd, ouderdom |
ouderdom:
aderdom (P057p Kuringen, ...
P057p Kuringen)
|
ouderdom [ZND 05 (1924)] || ouderdom; op zijn ouderdom [ZND 40 (1942)]
III-2-2
|
24973 |
leeg, niets bevattend |
leeg:
leeg (P057p Kuringen, ...
P057p Kuringen)
|
Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|