e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kuringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pasgeboren kalf nuchteringe kalf: nextǝreŋǝ [kalf] (Kuringen) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
pastinaak pastenakenpoten: pastenakepoete (Kuringen), pastenakə poetə (Kuringen) pastinaak [ZND 05 (1924)] I-7
pastoor pastoor (<lat.): pəstu:r (Kuringen) pastoor [RND] III-3-3
pater pater (lat.): poͅ.tər (Kuringen) pater [RND] III-3-3
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): 1) ne patroenheilige  ne patroen (Kuringen), ne petroen (heilige)  ne boas (Kuringen) Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)] III-3-3
paus paus: de poas (Kuringen), de poes (Kuringen) De paus. [ZND 40 (1942)] III-3-3
peer, soorten peer: peer (Kuringen), pēər (Kuringen) [ZND 21 (1936)] [ZND 31 (1939)] I-7
peetoom peteren: petere (Kuringen), pétere (Kuringen) peter (doopvader) [ZND 05 (1924)] III-2-2
peettante paat: pa.ət (Kuringen) meter (doopmoeder) [ZND 05 (1924)] III-2-2
peilmerk peil: pęǝl (Kuringen), peilnagel: pęǝlnāgǝl (Kuringen) Een van overheidswege aangebracht merkteken in de vorm van een nagel, bout (l 371) of ingemetselde steen (l 368) waarmee het hoogst toelaatbare waterpeil wordt aangegeven. Volgens Coenen (pag. 52) gold het systeem van de peilnagel niet in Nederland. Men kende daar wel een schaallat waarop men steeds het peil kon aflezen. [Vds 54; Jan 54; Coe 40; Grof 70] II-3