20852 |
wijn |
wijn:
wéén (P057p Kuringen)
|
wijn [RND]
III-2-3
|
20825 |
wijnazijn |
edik:
eek (P057p Kuringen)
|
wijnazijn [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
24611 |
wilde roos (hondsroos, enz.) |
hanenkullen:
verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok
hanəkullə (P057p Kuringen),
wilde roos:
verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok
wil roeze (P057p Kuringen)
|
egelantier [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
32859 |
wilde zuring |
wilde zurkel:
welǝ zē̜rkǝl (P057p Kuringen)
|
Wilde zuring of veldzuring, een algemeen voorkomende plant met rood uitziende stelen en een losse aarachtige bloemtop die in de weiden en langs de sloten groeit: Rumex acetosa (tot 50 cm hoog) of Rumex acetosella (25 cm hoog). Botanici onderscheiden vele variëteiten, die ongetwijfeld tussen de onderstaande namen zijn terug te vinden. Naamsverwarring met de klaverzuring (Oxalis acetosella), die van een andere familie is dan de veldzuring, slechts 10 cm hoog en met drietallige blaadjes gelijkend op de gewone klaver, is zeker niet uit te sluiten. De meest voorkomende volksnamen voor deze plant bevatten het element klaver-; daarom zijn deze apart geplaatst (groep B). Onder C staan nog enkele volksnamen die doorgaans andere planten aanduiden, zoals hazebrood (voor Luzula, veldbies), hondsribbe (voor Plantago lanceolata, smalle weegbree) en suikerij (voor Taraxacum, paardebloem); zie ook de toelichting bij het lemma ''oude grassoorten''. Wel moet onderscheid gemaakt worden tussen de hier behandelde wilde zuring die als onkruid wordt beschouwd en die de koeien niet eten (en dus moet worden bestreden) en de tamme zuring die als groente wordt gekweekt. De Limburgse volksnamen voor deze laatste plant komen ter sprake in de afleveringen over het Boerenhuis bij de moestuin. Zie afbeelding 1.' [N 14, 84a; JG 1b, 2c; L 34, 57; monogr.]
I-3
|
24557 |
wilg (alg.) |
wijde:
wij-∂ (P057p Kuringen),
(omgespeld)
wēͅə (P057p Kuringen),
wilg:
wiləx (P057p Kuringen),
wissenboom:
(omgespeld)
wisəbūm (P057p Kuringen)
|
de wilg [Lk 6 (1953)] || namen voor verschillende soorten wilgen [Lk 6 (1953)] || wilg [ZND 14 (1926)]
III-4-3
|
24510 |
wilgenkatje |
katje:
ketjes (P057p Kuringen)
|
katjes v. sommige bomen [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
24628 |
wilgensoorten |
treurwilg:
(omgespeld)
trø̄rwilx (P057p Kuringen)
|
namen voor verschillende soorten wilgen [Lk 6 (1953)]
III-4-3
|
19074 |
willen |
willen:
Mar.;: dit ww. komt niet voor in WBD 1.4; in deze lijst komt het gehele werkwoord ook niet voor! Niet gebruiken?
hee wilt (P057p Kuringen)
|
ik wil, gij wil, hij wil ik wou, gij woudt, hij wou wil hij nu? wou hij gisteren? wou hij het maar doen! [ZND 08 (1925)]
III-1-4
|
17596 |
wimper |
wimpel:
wimpels (P057p Kuringen)
|
lange wimpers (haartjes aan de oogleden) [ZND 34 (1940)]
III-1-1
|
24434 |
winde |
cric:
krek (P057p Kuringen),
winde:
węjn (P057p Kuringen)
|
Winde waarmee in geval van een getand sluisijzer de sluisdeur op- of afgedraaid kan worden. Zie ook afb. 68 en 69 en de toelichting bij het lemma ɛsluisijzerɛ.' [Vds 45; Jan 42; Coe 28; Grof 63]
II-3
|