e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kuringen

Overzicht

Gevonden: 2406
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broek broek: brok (Kuringen) De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.] I-10
broek: algemeen broek: brauk (Kuringen), broek (Kuringen), broək (Kuringen), Lang brouk. Kot brekske.  brōuk (Kuringen), oo als in ofen, maar korter  brook (Kuringen) broek [ZND 22 (1936)] || broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] || Broek. Hoe is de juiste uitspraak van het woord broek (kledingstuk) ? [ZND 47 (1950)] III-1-3
broeksriem broeksband: broeksband (Kuringen) draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)] III-1-3
broer broer: brier (Kuringen), 1a-m; 4, 33; 5, 70a; 11, a1  brôer (Kuringen) broeder (familielid) [ZND 01 (1922)] || broeder; dat is zijn broeder [ZND 08 (1925)] III-2-2
brompot grommel: voor oude vrouw die het doet  à grommel (Kuringen), grommelaar: gromeleer (Kuringen), grommelpie: gromelpie (Kuringen), grommelpot: grommelpot (Kuringen), zeveraar: zievereer (Kuringen) Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)] III-3-1
bromtol muziekdop: muziekdop (Kuringen) Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van blik en bontgekleurd is? [Lk 03 (1953)] III-3-2
bronstig breustig: brē.stex (Kuringen) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
bronstig, van merries steeg (stadig): stidex (Kuringen) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.] I-9
brood brood: broet (Kuringen), brŏĕt (Kuringen) (brood) hij doopt zijn brood in zijn koffie [ZND 23 (1937)] || brood [RND] III-2-3
broodoven oven: hōvǝ (Kuringen) De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.] II-1