22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
eés (P057p Kuringen),
hatten oa(a)s (P057p Kuringen),
kokken oos (P057p Kuringen),
schuppen oos (P057p Kuringen, ...
P057p Kuringen),
ées (P057p Kuringen),
lijk int engels house maar zonderr h
hatten aŏs (P057p Kuringen)
|
Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Aas: ruiten aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Aas: schoppen aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)] || Schoppen: schoppen aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
19009 |
abuis |
mis:
das mis (P057p Kuringen),
verdoold:
dje verdoo(e)lt ôêch (P057p Kuringen),
djee verdould och (P057p Kuringen),
ook materiaal znd 19a,6
djee verdoold och (P057p Kuringen),
djé verdooelt ôêch (P057p Kuringen),
djé verdoolt ôêch (P057p Kuringen)
|
abuis [ZND 01 (1922)] || Dat is mis. [ZND 38 (1942)] || Ge zijt abuis (= ge vergist u). [ZND 19 (1936)]
III-1-4
|
19021 |
achterdocht |
achterdocht:
ich haa gien achterdocht (P057p Kuringen),
ook materiaal van vr.lijst 32, vr. 44
achterdocht (P057p Kuringen)
|
achterdocht [ZND 01 (1922)] || ik had geen achterdocht (ik vermoedde geen kwaad) [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
33984 |
achterhaam |
achterhaam:
axtǝrhām (P057p Kuringen)
|
Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.]
I-10
|
33802 |
achterknie |
hak:
hak (P057p Kuringen),
schijtvars:
sxē̜.t˲vas (P057p Kuringen)
|
Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12]
I-9
|
19445 |
achteruit |
achter:
axtǝr (P057p Kuringen),
terug:
trik (P057p Kuringen)
|
Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.]
I-10
|
17951 |
achteruitgaan |
achteruitgaan:
achteroutgaon (P057p Kuringen)
|
achteruitgaan, wijken, deinzen [ZND 33 (1940)]
III-1-2
|
34584 |
achterwand |
achterste hoofdbred:
axtǝrstǝ hibrīǝ.t (P057p Kuringen),
hoofdbred:
høt˱bręi̯t (P057p Kuringen)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
17781 |
adem |
asem:
ich kos menen ōsem nie krijge (P057p Kuringen)
|
Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
17685 |
ademen |
asem krijgen:
ich kos menen ōsem nie krijge (P057p Kuringen),
asemen:
ich kos nie oo(a)seme (P057p Kuringen)
|
Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|