23206 |
geloof |
geloof:
He heet ze geloef verlore (P057p Kuringen)
|
Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)]
III-3-3
|
23207 |
geloven |
geloven:
gelieve (P057p Kuringen),
gelieven (P057p Kuringen),
gelooven (P057p Kuringen),
geluven (P057p Kuringen),
he geluuft an niks nemie (P057p Kuringen)
|
Geloven. [ZND 35 (1941)] || Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)]
III-3-3
|
26287 |
geluid maken, gezegd van de kammen |
kloppen:
klǫpǝ (P057p Kuringen)
|
Het geluid van de kammen van het aswiel bij het malen. Afhankelijk van het al dan niet goed functioneren van het gangwerk hoort men een aangenaam of een onaangenaam geluid. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval wanneer de kammen niet op de juiste steek zijn gezet. [N O, 11p; Vds 95; Jan 114; Coe 89; Grof 112]
II-3
|
19099 |
geluk |
geluk:
geluk (P057p Kuringen)
|
Ge moet hem dat geluk gunnen (hij heeft het verdiend, ge moet hem niet benijden). [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
chanard (fr.):
ne sjansaar (P057p Kuringen),
geluksvogel:
da is ⁄n geluksvogel (P057p Kuringen),
gelukzak:
een gelukzak (P057p Kuringen)
|
Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
19101 |
gemak |
gemak:
ook ZND 23, 076
gemaak (P057p Kuringen),
gemake (P057p Kuringen)
|
gemak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
ook materiaal znd 23, 77
gemekkelek (P057p Kuringen)
|
gemakkelijk [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
22441 |
gemaskerd persoon |
vastelavondgek:
vestelovetgek (P057p Kuringen)
|
Hoe heet: een gemaskerd persoon? [ZND 31 (1939)]
III-3-2
|
18945 |
gemeen |
gemeen:
ook materiaal znd 23, 79
gemeen (P057p Kuringen)
|
gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21465 |
gemeente |
gemeente:
gemientje (P057p Kuringen)
|
gemeente [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|