e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kuringen

Overzicht

Gevonden: 2406
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geloof geloof: He heet ze geloef verlore (Kuringen) Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)] III-3-3
geloven geloven: gelieve (Kuringen), gelieven (Kuringen), gelooven (Kuringen), geluven (Kuringen), he geluuft an niks nemie (Kuringen) Geloven. [ZND 35 (1941)] || Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)] III-3-3
geluid maken, gezegd van de kammen kloppen: klǫpǝ (Kuringen) Het geluid van de kammen van het aswiel bij het malen. Afhankelijk van het al dan niet goed functioneren van het gangwerk hoort men een aangenaam of een onaangenaam geluid. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval wanneer de kammen niet op de juiste steek zijn gezet. [N O, 11p; Vds 95; Jan 114; Coe 89; Grof 112] II-3
geluk geluk: geluk (Kuringen) Ge moet hem dat geluk gunnen (hij heeft het verdiend, ge moet hem niet benijden). [ZND 24 (1937)] III-1-4
geluksvogel; altijd geluk hebben chanard (fr.): ne sjansaar (Kuringen), geluksvogel: da is ⁄n geluksvogel (Kuringen), gelukzak: een gelukzak (Kuringen) Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)] III-1-4
gemak gemak: ook ZND 23, 076  gemaak (Kuringen), gemake (Kuringen) gemak [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemakkelijk gemakkelijk: ook materiaal znd 23, 77  gemekkelek (Kuringen) gemakkelijk [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemaskerd persoon vastelavondgek: vestelovetgek (Kuringen) Hoe heet: een gemaskerd persoon? [ZND 31 (1939)] III-3-2
gemeen gemeen: ook materiaal znd 23, 79  gemeen (Kuringen) gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemeente gemeente: gemientje (Kuringen) gemeente [ZND 24 (1937)] III-3-1