26082 |
kruien |
varen:
vǭrǝn (P187a Kuttekoven)
|
Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.]
I-13
|
19581 |
kruik |
kruik:
krok (P187a Kuttekoven)
|
kruik [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|
20712 |
kruim |
bruisem:
brøstem (P187a Kuttekoven),
korst:
kos (P187a Kuttekoven)
|
kruim [ZND 29 (1938)]
III-2-3
|
17573 |
kruin |
kruintje:
kr"nke (P187a Kuttekoven)
|
de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
17649 |
kruis |
kruis:
e krøs, twie krøser (P187a Kuttekoven)
|
Een kruis, twee kruisen. [ZND 29 (1938)]
III-3-3
|
26823 |
kruiwagen |
kruiwagel:
krø̜̄wǭgǝl (P187a Kuttekoven)
|
Kleine eenwielige kar met twee berries, waarmee hij door een mens voortgeduwd en soms ook getrokken wordt. Vaak is er op de berries een bak gemonteerd, waarvan de zijplanken soms afgenomen kunnen worden. Er bestaan echter ook kruiwagens zonder zijplanken en met enkel een hoge voorplank, waarbij de berries via scheien met elkaar verbonden zijn. Zie voor het onderscheid de lemmata bakkruiwagen, scheienkruiwagen en platte kruiwagen. De informant van P 214 merkt hierover op: een soort kruiwagens met planken bodem. Zijstukken kunnen naar believen opgezet of afgenomen worden". De kruiwagen wordt gebruikt voor het vervoer van kleine lasten, zoals bijvoorbeeld mest. Volgens de informant uit Q 77 werd de kruiwagen gebruikt "om allerlei materiaal (behalve cement, zand enz.) te vervoeren" Volgens de informant uit L 269 gebruikt men de kruiwagen wel om zand te vervoeren. De respondent uit L 377 vermeldt als mogelijke vrachten "zakken - ook ander goed (aardappelen, wortels, steenkolen)". Zie voor meer informatie ook de lemmata kruiwagen in wld II,4, in wld II, 8 en in wld II, 9 en steenkar in wld II, 8. [N 18, 97a; N G, 51; N 11, 28; RND, 129; Gwn 8, 1b; S 19; L 29, 4; L 16, 19a; L 1a-m; L 1u, 139; L 45, 14a; L B, 193; JG 1d; A 14, 14a; monogr.]
I-13
|
17791 |
krullen (ww.) |
krullen:
het hoar krolle (P187a Kuttekoven)
|
het haar krullen (krullen maken) [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
18019 |
kuchen |
hoesten:
huste (P187a Kuttekoven)
|
zachtjes hoesten, kuchen [ZND 29 (1938)]
III-1-2
|
34475 |
kuiken |
kiekje:
kikskǝ (P187a Kuttekoven)
|
Jong van een kip. [A 6, 1d; Wi 4; RND 1; L 6, 20a; L 42, 32; JG 1a, 1b, 2c; S 14; Gwn 5, 15; Vld.; monogr.]
I-12
|
33703 |
kuil |
kot:
kūt (P187a Kuttekoven)
|
Een kuil, gat in de grond. [L 29, 12a; L 1a-m; monogr.]
I-8
|