17659 |
hand |
hand:
hānt (K314p Kwaadmechelen)
|
een hand [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
32785 |
handeg |
[eg]:
[eg] (K314p Kwaadmechelen)
|
De termen die in dit lemma bijeen zijn gezet, konden worden geduid als benamingen voor de kleine houten eg die door een persoon wordt voortgetrokken bij de bewerking van een klein perceel of de moestuin. Voor zulk werk kon ook één van de velden van een meerdelige eg worden gebruikt. Voor ''eg'' en ''eg'' zie het lemma ''eg''.' [N 15, 4 add.; N J, 10; A 13, 16b; div.]
I-2
|
17661 |
handen (kindernamen) |
pollen:
pol (K314p Kwaadmechelen),
polletjes:
polleken (K314p Kwaadmechelen)
|
hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17660 |
handen (spotnamen) |
klauwen:
klaaven (K314p Kwaadmechelen),
poten:
poeweten (K314p Kwaadmechelen)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
34566 |
handkar |
stootkar:
stuǝtkar (K314p Kwaadmechelen)
|
Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.]
I-13
|
17662 |
handpalm |
palm:
palm (K314p Kwaadmechelen)
|
palm van de hand [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25609 |
handschieter |
plaat:
plǭt (K314p Kwaadmechelen)
|
Dun plankje waarop de kadetjes of andere broodjes, met twintig tegelijk, de oven worden ingeschoven. Woordtypen als "lange schieter" en "grote zwouw" wijzen erop dat hiervoor ook wel de gewone ovenpaal wordt gebruikt. Vgl. dit lemma met dat van ''ovenpaal''. [N 29, 96b]
II-1
|
18711 |
handschoen zonder vingers |
kort mofje:
ku’ə mufkəs (K314p Kwaadmechelen)
|
wanten of handschoenen die de vingers onbedekt laten [meténtjes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22879 |
handspel |
hands (eng.):
hɛ:ns (K314p Kwaadmechelen)
|
Hij heeft de bal men de hand aangeraakt, het is ... [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
19901 |
handvat |
houvasten:
hāvastǝ (K314p Kwaadmechelen)
|
Achterste deel van elke der twee kruiwagenberries, waar uitsparingen in het hout een betere greep op de berries mogelijk maken. [JG 1a; JG 1b; monogr.]
I-13
|