e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hand hand: hānt (Kwaadmechelen) een hand [ZND A1 (1940sq)] III-1-1
handeg [eg]: [eg] (Kwaadmechelen) De termen die in dit lemma bijeen zijn gezet, konden worden geduid als benamingen voor de kleine houten eg die door een persoon wordt voortgetrokken bij de bewerking van een klein perceel of de moestuin. Voor zulk werk kon ook één van de velden van een meerdelige eg worden gebruikt. Voor ''eg'' en ''eg'' zie het lemma ''eg''.' [N 15, 4 add.; N J, 10; A 13, 16b; div.] I-2
handen (kindernamen) pollen: pol (Kwaadmechelen), polletjes: polleken (Kwaadmechelen) hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)] III-1-1
handen (spotnamen) klauwen: klaaven (Kwaadmechelen), poten: poeweten (Kwaadmechelen) [N 10 (1961)] III-1-1
handkar stootkar: stuǝtkar (Kwaadmechelen) Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.] I-13
handpalm palm: palm (Kwaadmechelen) palm van de hand [N 10 (1961)] III-1-1
handschieter plaat: plǭt (Kwaadmechelen) Dun plankje waarop de kadetjes of andere broodjes, met twintig tegelijk, de oven worden ingeschoven. Woordtypen als "lange schieter" en "grote zwouw" wijzen erop dat hiervoor ook wel de gewone ovenpaal wordt gebruikt. Vgl. dit lemma met dat van ''ovenpaal''. [N 29, 96b] II-1
handschoen zonder vingers kort mofje: ku’ə mufkəs (Kwaadmechelen) wanten of handschoenen die de vingers onbedekt laten [meténtjes] [N 23 (1964)] III-1-3
handspel hands (eng.): hɛ:ns (Kwaadmechelen) Hij heeft de bal men de hand aangeraakt, het is ... [DC 49 (1974)] III-3-2
handvat houvasten: hāvastǝ (Kwaadmechelen) Achterste deel van elke der twee kruiwagenberries, waar uitsparingen in het hout een betere greep op de berries mogelijk maken. [JG 1a; JG 1b; monogr.] I-13