34638 |
hoofdbord |
hoofdberd:
høt˱bęt (K314p Kwaadmechelen),
schoft:
sxoft (K314p Kwaadmechelen)
|
Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr]
I-13
|
18187 |
hoofddoek |
coldoek (<fr.):
koͅlduk (K314p Kwaadmechelen),
doek:
dok (K314p Kwaadmechelen)
|
Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)]
I-4, III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
kipkap:
kepkap (K314p Kwaadmechelen)
|
hoofdkaas [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
23305 |
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen |
kap:
kap (K314p Kwaadmechelen)
|
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)]
III-3-3
|
24344 |
hoofdluis |
luis:
luis (K314p Kwaadmechelen)
|
luis [ZND m]
III-4-2
|
18059 |
hoofdpijn |
koppijn:
koppijn (K314p Kwaadmechelen)
|
ik heb hoofdpijn [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
32658 |
hoofdplaat |
schuurplaat:
sxūrplǭt (K314p Kwaadmechelen)
|
De hoofd- of zijplaat, ook wel tegenzool of grondweerplaat genoemd, is een terzijde van de ploegzool aangebrachte ijzeren plaat, die niet alleen als versterking van de ploegzool dient, maar ook en vooral de wand van de voor moet glad strijken om te verhinderen dat deze afbrokkelt en er aarde in de ruimte van het ploeglichaam valt. Soms stond deze plaat van boven in verbinding met de ploegboom. Sommige van de onderstaande termen worden ook in het lemma PLOEGBOOMBESLAG aangetroffen. Ze lijken vooral op de versterking van de poegzool te wijzen.
I-1
|
33932 |
hoofdstel |
halchter:
hɛlǝxtǝr (K314p Kwaadmechelen),
halster:
hālstǝr (K314p Kwaadmechelen),
kopstuk:
kǫpstøk (K314p Kwaadmechelen)
|
Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.]
I-10
|
23341 |
hoofdtooi van communiemeisjes |
voile (fr.):
vuəl (K314p Kwaadmechelen),
vøl`jə (K314p Kwaadmechelen)
|
Sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes. [N 25 (1964)]
III-3-3
|
24720 |
hoofdwortel |
pin:
IPA, omgesp.
pin (K314p Kwaadmechelen)
|
De hoofdwortel van een boom die in het verlengde van de stam ligt en die sterk in de diepte groeit (pen, pin, penwortel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|