e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
langzamer stilletjes: stelǝʔǝs (Kwaadmechelen) Voermansroep om het paard langzamer te doen gaan. [N 8, 95h en 96] I-10
lap lap: lap (Kwaadmechelen), spellingsysteem: Frings  lap (Kwaadmechelen) een lap [ZND A1 (1940sq)] || lap [ZND A1 (1940sq)] III-1-3
lap op een schoen mutsje: [sic; of pötske?, rk]  nøtskə (Kwaadmechelen) lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)] III-1-3
laster laster: ook materiaal znd 30, 01  laster (Kwaadmechelen) laster [ZND 01 (1922)] III-1-4
lastig (werken) moeilijk: ook materiaal znd 30, 02  mejlijk (Kwaadmechelen) lastig [ZND 01 (1922)] III-1-4
laten laten: laoten (Kwaadmechelen) laten [ZND 25 (1937)] III-1-2
latierboom schoft: sxǫft (Kwaadmechelen) Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.] I-6
latwerk raam: rǭm (Kwaadmechelen) Latwerk dat op de berries van de kruiwagen gelegd werd, ten einde het laadvlak te vergroten. [N 18, 101; JG 1d] I-13
lauw weer voos (weer): vuəs (Kwaadmechelen) warm noch koud, gezegd van het weer [lauw, voos] [N 81 (1980)] III-4-4
lederen pantoffel leren slof: leͅjərəslufə (Kwaadmechelen), lèi̯ərəslŏĕfə (Kwaadmechelen), sletser: sletsers (Kwaadmechelen, ... ) pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3