34017 |
langzamer |
stilletjes:
stelǝʔǝs (K314p Kwaadmechelen)
|
Voermansroep om het paard langzamer te doen gaan. [N 8, 95h en 96]
I-10
|
18222 |
lap |
lap:
lap (K314p Kwaadmechelen),
spellingsysteem: Frings
lap (K314p Kwaadmechelen)
|
een lap [ZND A1 (1940sq)] || lap [ZND A1 (1940sq)]
III-1-3
|
18346 |
lap op een schoen |
mutsje:
[sic; of pötske?, rk]
nøtskə (K314p Kwaadmechelen)
|
lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18980 |
laster |
laster:
ook materiaal znd 30, 01
laster (K314p Kwaadmechelen)
|
laster [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19297 |
lastig (werken) |
moeilijk:
ook materiaal znd 30, 02
mejlijk (K314p Kwaadmechelen)
|
lastig [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
17814 |
laten |
laten:
laoten (K314p Kwaadmechelen)
|
laten [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
33384 |
latierboom |
schoft:
sxǫft (K314p Kwaadmechelen)
|
Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.]
I-6
|
34642 |
latwerk |
raam:
rǭm (K314p Kwaadmechelen)
|
Latwerk dat op de berries van de kruiwagen gelegd werd, ten einde het laadvlak te vergroten. [N 18, 101; JG 1d]
I-13
|
25226 |
lauw weer |
voos (weer):
vuəs (K314p Kwaadmechelen)
|
warm noch koud, gezegd van het weer [lauw, voos] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18356 |
lederen pantoffel |
leren slof:
leͅjərəslufə (K314p Kwaadmechelen),
lèi̯ərəslŏĕfə (K314p Kwaadmechelen),
sletser:
sletsers (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen)
|
pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)]
III-1-3
|