25169 |
mooi, helder weer |
schoon weer:
sxuə weͅər zɛn (K314p Kwaadmechelen)
|
mooi weer zijn, gezegd van het weer [weren] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33809 |
moorkop |
moorkop:
muu̯ǝrkup (K314p Kwaadmechelen)
|
Paard met zwarte kop, manen en staart, terwijl de romp vele witte haren tussen de bruine onderkleur heeft. Het wordt muisvaal of vaalblauw geboren, maar wordt in het eerste levensjaar al zwart. [N 8, 63f]
I-9
|
20839 |
mosterd |
mosterd:
mosterd (K314p Kwaadmechelen)
|
mosterd [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
24355 |
mot |
mot:
mot (K314p Kwaadmechelen),
ook in ZND 31, 038
mot (K314p Kwaadmechelen)
|
mot [ZND 01 (1922)] || mot (beschrijving) [Lk 03 (1953)]
III-4-2
|
21263 |
motor |
moteur:
moͅtø͂ͅr (K314p Kwaadmechelen)
|
motor [RND]
III-3-1
|
25130 |
motregen, fijne regen |
mot:
motreger. (lichte nasalering).
mo͂t (K314p Kwaadmechelen),
motregen:
motregen (K314p Kwaadmechelen),
muggenpis:
møgəpis (K314p Kwaadmechelen)
|
klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] || stofregen [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
sproeien:
sprøjə (K314p Kwaadmechelen),
zeveren:
`t zievert (K314p Kwaadmechelen),
te zieveren.
zijəvrə (K314p Kwaadmechelen),
zibberen:
zebbere (K314p Kwaadmechelen)
|
beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || stofregenen [ZND 38 (1942)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18264 |
mouw |
mouw:
mooaf (K314p Kwaadmechelen),
myeef, myeefke (K314p Kwaadmechelen),
myeeven (K314p Kwaadmechelen),
tweee mooeven (K314p Kwaadmechelen)
|
een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)]
III-1-3
|
18714 |
mouw met kanten plooisel |
geplisseerde (<fr.) mouw:
jəbleseͅjərdə meͅjəf (K314p Kwaadmechelen)
|
mouw met kanten plooisel [lobmouw] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18325 |
mouwschort |
jasvoorschoot:
jasvöschoeət (K314p Kwaadmechelen),
jasvøsXuət (K314p Kwaadmechelen)
|
schort met mouwen [N 24 (1964)]
III-1-3
|