e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omheinde wei afgemaakte wei: afgǝmāktǝ wāi̯ (Kwaadmechelen) Een met prikkeldraad of anderszins afgemaakte wei. Een groot aantal opgaven was wei. Deze opgaven zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. Voor de fonetische documentatie van wei zie men lemma 1.3.6 ɛweiɛ.' [N M, 4b; L 32, 45; monogr.] I-8
omheinen afmaken: afmǫ.ʔn (Kwaadmechelen), afmǫu̯kǝn (Kwaadmechelen), āfmākǝ (Kwaadmechelen) Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8
omhulsel van het teellid koker: kōʔǝr (Kwaadmechelen), sluif: slø̜̄f (Kwaadmechelen) Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9
omkeren keren: ki-jǝrǝ (Kwaadmechelen) Kadetjes of andere broodjes omdraaien tijdens de rijsperiode. De informant van L 312 merkt op dat "kappen" is een gleuf maken in de kadetjes. [N 29, 96a; monogr.] II-1
omslagdoek (alg.) neusdoek: nøͅzduk (Kwaadmechelen) schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)] III-1-3
omslagdoek onder mantel of jak sjaal: šal (Kwaadmechelen) omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)] III-1-3
omzetten omzetten: omzętǝ (Kwaadmechelen) Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c] I-4
onbewolkt klaar: kleͅər (Kwaadmechelen) wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)] III-4-4
onderbeschuit vloer: vlūr (Kwaadmechelen) Er was gevraagd naar de "onderkant van de beschuit". Het kan echter zijn dat een enkel woordtype duidt op "beschuit die van het onderste gedeelte van de beschuitbol wordt gebakken". [N 29, 65b] II-1
ondereinde van de stam knots: IPA, omgesp.  knoͅts (Kwaadmechelen) Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)] III-4-3