25106 |
betrekken (lucht) |
overlopen:
(van werkw. ov\\rlu?\\p\\).
də luxt ovərløpt (K314p Kwaadmechelen),
toetrekken:
tutreͅ⁄ə (K314p Kwaadmechelen)
|
dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)] || eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18157 |
betten van een wonde |
baden:
baiën (K314p Kwaadmechelen),
laven:
laven (K314p Kwaadmechelen)
|
een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
20786 |
beurs, overrijp |
murw:
muərf (K314p Kwaadmechelen)
|
overrijp, murw [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
33843 |
bevend schudden met de huid |
(zich) schudden:
sxødǝ (K314p Kwaadmechelen)
|
Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68]
I-9
|
33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
hoek:
hu ̞k (K314p Kwaadmechelen),
voederhoek:
vø̜i̯ǝrhu ̞k (K314p Kwaadmechelen)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
17950 |
beweeglijk rondlopen |
ritsen:
retsṇ (K314p Kwaadmechelen)
|
lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25573 |
bewerken van het deeg op de werktafel |
droogwerken:
droogwerken (K314p Kwaadmechelen),
voorslag:
vørslāx (K314p Kwaadmechelen)
|
De vraagstelling van N 29, 30b was: Welke bewerking ondergaat het deeg hier (op de werktafel): 1. platkloppen. 2. droogwerken. 3. doorslaan, 4. nog andere bewerkingen? Deze vraagstelling heeft de informanten toch wel problemen bezorgd bij de invulling. Woordtypen uit groep 4 en uit groep 1, 2 en 3 die per se iets anders aanduiden dan "platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan", zijn naar de desbetreffende lemmata overgebracht. In dit lemma zijn vooral de synoniemen van ..platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan" verwerkt. De voorrijs wordt beëindigd door de doorslag. Wanneer het deeg in de trog ligt, wordt het met de hand in stukken verdeeld, die gevouwen en gekneed worden, zodat het grootste gedeelte van het gevormde koolzuurgas en de gevormde alcohol eruit verwijderd worden (Schoep blz. 97). Door de doorslag wordt echter ook de kleefstof weer in aanraking ge-bracht met nieuw, ongebonden water, waardoor de nazwelling van de kleefstof bevorderd wordt. Hierdoor wordt het deeg droger (Schoep blz. 98). [N 29, 30b; N 29, 34; monogr.]
II-1
|
25231 |
bewolking |
wolken:
(met Engelse kl en stemband oeclussief i.p.v. k)
də woͅlə’ə (K314p Kwaadmechelen)
|
bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25107 |
bewolkte lucht |
bewolkte lucht:
bewolkte loecht (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen),
overlopen lucht:
overloapen lucht (K314p Kwaadmechelen),
overloopen lucht (K314p Kwaadmechelen),
regenlucht:
regenlucht (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen)
|
bewolkt [ZND 32 (1939)]
III-4-4
|
19613 |
bezem |
bessem:
bęsǝm (K314p Kwaadmechelen),
bezem:
beͅsəm (K314p Kwaadmechelen),
be̝ͅsəm (K314p Kwaadmechelen),
borstel:
rijshout of brem
bø̞sl (K314p Kwaadmechelen)
|
bezem [RND], [ZND A1 (1940sq)] || Het keren van de dorsvloer gebeurt vaak met een bezem vervaardigd uit bremtakken. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 32b en 34b]
I-4, III-2-1
|