24359 |
spitsmuis |
spitsmuisje:
IPA
spitsmøskə (K314p Kwaadmechelen)
|
Hoe noemt u het insektenetend diertje, veel op een muis lijkend, met spitse kop, dunne poten en een vrij lange staart (spitsmuis, dol, aardbol) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
32749 |
spitten |
graven:
grǭvǝn (K314p Kwaadmechelen),
omgraven:
u ̞m[graven] (K314p Kwaadmechelen)
|
In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.]
I-1
|
33639 |
splijtkool |
wijf:
IPA, omgesp.
wevə* (K314p Kwaadmechelen)
|
[N 82 (1981)]
I-7
|
24706 |
splitsing van de stam |
gaffel:
IPA, omgesp.
gafəl (K314p Kwaadmechelen),
mik:
IPA, omgesp.
mik (K314p Kwaadmechelen)
|
Het deel van de boom waar de stam zich in tweeën splitst (gaffel, mik, vork). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
34582 |
sporten |
sproten:
sprōtǝ (K314p Kwaadmechelen)
|
De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b]
I-13
|
20449 |
spotnaam voor hoge hoed |
hondskot:
hondskot (K314p Kwaadmechelen),
stoofbuis:
stoofbuis (K314p Kwaadmechelen)
|
hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
24249 |
spreeuw |
spreeuw:
doorgaans Frings, soms eigen spelling
spriəf (K314p Kwaadmechelen)
|
spreeuw (21,5 overal talrijke bekende soort; wel eens verward met merel [018]; in voorjaar paars glanzend-zwart en gele bek; rest van het jaar witgespikkeld bruin; altijd druk en in troepen; broedt in allerlei gaten; overal voorkomend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21352 |
spreken, praten |
klappen:
het = hard
nie het klappen (K314p Kwaadmechelen)
|
Niet luid spreken! [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
21534 |
spreuk |
spreuk:
spr"k (K314p Kwaadmechelen)
|
een spreuk [ZND A2 (1940sq)]
III-3-1
|
34055 |
springstier |
var:
vār (K314p Kwaadmechelen)
|
[JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15]
I-11
|