25579 |
weegtoestel |
balans:
balāns (K314p Kwaadmechelen)
|
Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e]
II-1
|
33821 |
week in de muil |
week in de bek:
wii̯ǝk en ǝ bɛk (K314p Kwaadmechelen)
|
Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f]
I-9
|
18166 |
weer genezen |
weeral de oude:
wiëral den ave (K314p Kwaadmechelen),
weeral gedaan:
wiëral gedâôn (K314p Kwaadmechelen)
|
hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
24896 |
weer naar het jaargetijde |
bamisweer:
bamisweer (K314p Kwaadmechelen),
pasenweer:
schitterend stralen weer rond Pasen.
Pasenweer (K314p Kwaadmechelen),
slachtweer:
droge vorst in november.
slachtweer (K314p Kwaadmechelen),
voortijdweer:
(zacht weer met malse regen.
voortijweer (K314p Kwaadmechelen),
zwaantjeszomer:
zwaontjezomer (K314p Kwaadmechelen)
|
weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17575 |
weerborstel |
weerborstel:
wejerbussel (K314p Kwaadmechelen)
|
valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25112 |
weerlichten |
weerlichten:
weͅrlixtə (K314p Kwaadmechelen)
|
bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25110 |
weerlichtx |
weerlicht:
weijerlicht (K314p Kwaadmechelen),
weͅrlixt (K314p Kwaadmechelen)
|
bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
wɛ̄ər (K314p Kwaadmechelen)
|
weer [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
33820 |
weerstand biedend |
hard in de bakkes:
hɛt en ǝ baʔǝs (K314p Kwaadmechelen),
wreed in de muil:
vrii̯ǝt en ǝ mø̄l (K314p Kwaadmechelen)
|
Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e]
I-9
|
21247 |
weg |
weg:
nə weͅg (K314p Kwaadmechelen),
wɛx (K314p Kwaadmechelen)
|
een weg [ZND A1 (1940sq)] || weg [RND]
III-3-1
|