e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

Gevonden: 3537
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zoutpot zoutpot: #NAME?  zuitpot (Kwaadmechelen), zoutvat: zuitvat (Kwaadmechelen) pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
zuchten blazen: blauzen (Kwaadmechelen) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zult, preskop geperste kop: geperste hoofdkaas  gəpeͅstə koͅp (Kwaadmechelen), gəpɛstə koͅp (Kwaadmechelen) hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] III-2-3
zure haring rolmops: roͅlmoͅps (Kwaadmechelen) rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3
zure oprisping zooi: de zeu (Kwaadmechelen), zuur: hət zu:r (Kwaadmechelen, ... ) Hoe noemt men een oprisping? [DC 47 (1972)] || Hoe noemt u het zure deel van het maagsap, dat wel eens naar boven komt? [DC 47 (1972)] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
zuring, groente sulker: søləʔər (Kwaadmechelen) Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 1b (1960)] I-7
zuster zuster: zøstər (Kwaadmechelen) zuster [ZND 04 (1924)] III-2-2
zuurbes kweedoorn: IPA, omgesp.  kwedorn (Kwaadmechelen) Zuurbes: gedoornde struik, 1-2 m hoog; geelgrauwe takken, heeft gele kogelvormige bloemen in tot 4 cm lange trossen; scharlakenrode bessen, langwerpig en 8-13 mm lang die ook s winters nog aan de struik staan (berberissen, barbarinneke, versilts, kweedoo [N 82 (1981)] III-4-3
zuurdeeg heefsel: hēzǝl (Kwaadmechelen) Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.] II-1
zuurdesem hefsel: Syst. IPA  heͅsəl (Kwaadmechelen) Zuurdeeg, gebruikt i.p.v. gist (heevel?) [N 16 (1962)] III-2-3