e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laak

Overzicht

Gevonden: 1208
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
deur deur: dø̜̄r (Laak) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.] II-9
dief dief: deef (Laak) dief [SGV (1914)] III-3-1
dienst dienst: deenst (Laak) dienst [SGV (1914)] III-1-4
dier, beest dier: deer (Laak) dier [SGV (1914)] III-4-2
dij dij: die-e (Laak), dij (Laak) dij [SGV (1914)] || dijen [SGV (1914)] III-1-1
dinsdag dinsdag: ich koem deensdig (Laak) Dinsdag [ik kom ~] [SGV (1914)] III-4-4
dissel distelboom: destǝlbǫu̯m (Laak) Een (korte of lange) boom of balk die aan het voorste asblok van de driewielige kar, de boomwagen of de wagen bevestigd is. De bespanning van de paarden wordt aan deze balk bevestigd. Naargelang de lengte onderscheidt men de korte of kromme dissel (meestal te vinden bij de driewielige kar en de boomwagen), waaraan ten hoogste twee paarden ingespannen konden worden en de lange dissel (meestal te vinden bij de wagen), waaraan twee of meer paarden ingespannen konden worden. De woordtypen die via een attribuut √©√©n van deze twee disseltypen aanduiden zijn samengebracht op het einde van het lemma. [N 17, 44a + 50b; N G, 70i-j; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b; A 27, 19 + 21 + 22a; Lu 5, 19 + 21 + 22a; Wi 15; R 3, 93; L 33, 32; monogr.] I-13
dobbelsteen dobbelsteen: dobbelstein (Laak) dobbelsteen [SGV (1914)] III-3-2
dobber dobber: dobber (Laak) dobber [SGV (1914)] III-3-2
doek doek: douk (Laak) doek [SGV (1914)] III-1-3