e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laak

Overzicht

Gevonden: 1208
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klepel klepel: klêpel (Laak) klepel [SGV (1914)] III-3-3
kletsen [zeveren] zeveren: zeivere (Laak) zeveren [SGV (1914)] III-3-1
kletsen [zwetsen] muilen: Van Dale: muilen, (gew.) morren, pruilen.  moele (Laak), zwetsen: Van Dale: zwetsen, luidruchtig en onbedachtzaam spreken, m.n. grootspreken, snoeven.  zwetse (Laak) zwetsen [SGV (1914)] III-3-1
kletswijf klappei: klappei (Laak) klappei [SGV (1914)] III-3-1
klit klit: klet (Laak) klis (plant) [SGV (1914)] III-4-3
klokhuis kits: kits (Laak) Hoe noemt men het binnenstee van een appel? (klokhuis) [DC 31 (1959)] III-2-3
kluit aarde klot: klǫt (Laak), kluit: klȳt (Laak), klø̜t (Laak) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluiten kluiten: klȳtǝ (Laak) Ballen, variërend in grootte van vuistdik tot circa 15 cm hoogte in doorsnede, gemaakt van kolengruis, fijne kooldeeltjes en natte leem. Na gedroogd te zijn leveren deze "kluiten" de ideale brandstof voor het stroopstoken, omdat zij een regelmatig gloeivuur geven. Uit de opgaven blijkt dat de stroopstokers verder als brandstof voornamelijk kolen stookten. Enkelen van hen gebruikten hout of "Schlamm", gedroogd kolenslik. De stroopstoker uit Q 78, die blijkbaar een modernere installatie bezit, stookt met "mazout", d.w.z. stookolie. [N 57A, 2b; monogr.] II-2
kluwen bol: bol (Laak), kluwen: kluwe (Laak) kluwen [SGV (1914)] III-1-3
knecht knecht: eene nuje knecht (Laak) knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)] III-3-1