24281 |
wulp |
kluut:
kluut (L288b Laar),
eigenlijk foutieve naam voor de wulp
kluût (L288b Laar),
kuilderd:
kûldert (L288b Laar)
|
wulp
III-4-1
|
18995 |
wulps persoon |
fluit:
fluit (zn.) (L288b Laar)
|
wulpse vrouw
III-1-4
|
27431 |
zaag |
zeeg:
zē̜x (L288b Laar)
|
Snijwerktuig, dat bestaat uit een platte strook staal die aan één zijde van tanden voorzien is. De strook is bevestigd in een handvat of in een spanraam. Zie ook de lemmata ɛhandzaagɛ en ɛspanzaagɛ.' [S 45; L 8, 101; N 53, 1a; monogr.]
II-12
|
33016 |
zaaimachine |
zaaimachine:
zōmǝšen (L288b Laar)
|
Machine voor algemeen gebruik bij het zaaien in rijen. Soms komt een afzonderlijke plantnaam in de naam van het werktuig voor: bietenmachine, krotenmachine, enz. Vaak is dan door de informant uitdrukkelijk opgemerkt dat men deze machine ook voor het zaaien van andere gewassen gebruikte. Ook bij plantmachine wordt door de informant opgemerkt dat het werktuig voor het zaaien wordt gebruikt. Daarom staat hier alles bijeen. Zie afbeelding 4. [N J, 8c; JG 1a, 1d; monogr.; add. uit JG 1b]
I-4
|
19537 |
zachtharige bezem |
keerbezem:
kiərbiəsəm (L288b Laar)
|
zachte bezem
III-2-1
|
24283 |
zanglijster, lijster |
klijster:
(zang)kliester (L288b Laar),
kliêster (L288b Laar),
zangklijster:
(zang)kliester (L288b Laar)
|
lijster || zanglijster
III-4-1
|
24400 |
zeelt |
louw:
vis
law (L288b Laar)
|
zeelt (vis)
III-4-2
|
19472 |
zeemlap |
zeem:
zīəm (L288b Laar),
zeemlap:
zīəmlap (L288b Laar)
|
zeem
III-2-1
|
18723 |
zeep |
zeep:
ze deut de aafwas nog altied meit greun zeip (L288b Laar)
|
Zeep. Ze doet de afwas nog altijd met goede zeep. [DC 35 (1963)]
III-1-3
|
19644 |
zeepsop |
luter:
ly(3)̄ətər (L288b Laar)
|
zeepsop
III-2-1
|