24331 |
meikever |
koning:
kuuëning (L288b Laar),
mulder:
mölder (L288b Laar),
predikant:
prittekânt (L288b Laar)
|
meikever
III-4-2
|
20309 |
meisje |
maagdje:
maechtje (L288b Laar),
pul:
pöl (L288b Laar)
|
meisje
III-2-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
geliefde:
geleêfdje (L288b Laar)
|
geliefde, liefje
III-2-2
|
24543 |
melde |
schietmelde:
scheetmîltj (L288b Laar)
|
melde
III-4-3
|
34237 |
melk |
melk:
mē̜lk (L288b Laar)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
34241 |
melk zeven |
zijen:
zei̯ǝ (L288b Laar)
|
De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324]
I-11
|
34227 |
melkstoeltje |
melkstoeltje:
mɛlkstø̄lkǝ (L288b Laar)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
19930 |
melkzeef |
zijschotel:
zei̯sxuǝtǝl (L288b Laar)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
19137 |
menen |
menen:
meîne (L288b Laar)
|
menen, denken, bedoelen
III-1-4
|
20222 |
mens |
mens:
zowel voor man als vrouw
mins (L288b Laar)
|
mens
III-2-2
|