e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laar

Overzicht

Gevonden: 1547
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roepwoord voor de geit met: mɛt (Laar) [N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.] I-12
roerdomp rosdomp: rosdoompf (Laar) roerdomp III-4-1
roerzeef passe-vite: pas˃vit (Laar) roerzeef III-2-1
roet kruis: krūs (Laar) roet aan pan III-2-1
roet2 roet: rōt (Laar) roet III-2-1
rog rog: vis  rog (Laar) rog III-2-3
roggebrood brood: broeët (Laar), pompernikkel: Druuëge pómpernikkel  pómpernikkel (Laar), zwart brood: zwert broeëd (Laar), zwartbrood: zwertbroeët (Laar) grof roggebrood || roggebrood [DC 35 (1963)] III-2-3
roken roken: ¯n zwaor piêp roûke: ¯n zware pijp roken Vreuger mochte ve neet roûke vuurdet ve geloeëtj haaj (loeëte: dienstplicht)  roûke (Laar) roken, walmen III-2-3
rolluik jaloezie: žalǝzi (Laar) Vensterluik, bestaande uit smalle, horizontale latjes die met behulp van kettingscharnieren of linnen banden aan elkaar bevestigd zijn en boven het venster op een in een kast aangebrachte horizontale as kunnen worden opgerold. Het rolluik kan doorgaans van binnenuit door middel van een trekband geopend en gesloten worden. [N 55, 70; monogr.; L 1 a-m, add.; L 32, 75b add; L 1u, 17 add.] II-9
rondsel klein rondsel: klęjn rontsǝl (Laar) Het spijlen- of stavenrad dat aan de bovenzijde van het staakijzer is bevestigd. Bij de standerdmolen loopt dit rad in het aswiel, bij de Hollandse molen in het spoorwiel. Het rondsel is opgebouwd uit twee evenwijdige schijven die verbonden zijn door op regelmatige afstand loodrecht geplaatste staven. Zie ook afb. 58 en 59 en de toelichting bij het lemma ɛrondsel van de watermolenɛ.' [N O, 14a; A 42A, 11; Sche 42; N O, 41f; N D, 21; N D, 25] II-3