e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schransen buffelen: Bargoens Dao hep ich nog ¯s lekker gebuffeltj  buffele (Laar), gangen: ¯m Flînk genge aane taofel Mette kêrremis kozje-n-¯m bi-j femiêlie goot genge aane vlaaj  genge (Laar), keimen: keîme (Laar), keimesen: keîmese (Laar), muizen: mouze (Laar), schransen: schrânse (Laar), volbuilen: Zitje zich bi-j oos Mi-j weer vôl te buûle: zit hij zich nota bene bij ons Mia weer vol te eten  volbuûle (Laar), vreten: vreête (Laar), Di-j jóng vrieëte mich de oeëre van de kop Dae waere gein vrieëters geboeëre, waal gemaaktj: Als je gulzig bent, getuigt dit van een slechte opvoeding Ich kós tich wul opvrieëte Dao krieëge vae goot te vrieëte: daar was eten in overvloed Dae vritj mich wat ewég: hij eet veel  vrieëte (Laar) eten, schranzen || flink eten, zich te buiten gaan aan eten || veel eten || vreten III-2-3
schreeuwen schreeuwen: sxrȳǝvǝ (Laar) Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.] I-12
schrijvertje broedmug: insect  broeëtm`uok (Laar) schrijvertje III-4-2
schrikken schrikken: schrikke (Laar) schrikken (geen context) [DC 38 (1964)] III-1-4
schrobbezem schrobber: sxrøbər (Laar) schrobber III-2-1
schuifgrendel schoude: sxǭj (Laar), schuif: sxȳf (Laar) Toestel waarmee deuren, luiken, etc. gesloten kunnen worden. Het bestaat uit een ronde, volgens de invuller uit Q 193 platte, metalen staaf die schuivend onder haken op een plaat is bevestigd. De schuifgrendel dient om een raam of deur in gesloten toestand vast te zetten. Zie afb. 64. Vgl. ook het lemma 'Krukschuifje'. Zie voor het woordtype 'schoude' ook RhWb (vii), kol. 886, s.v. 'Schalte': ø̄eisener Riegel zum Schieben, durch eine Schlaufe gehend, bei Holztoren, Garten-, Stalltüren, am Fensterladen.ø̄ [N 54, 94a; N 54, 96; L 6, 50; monogr.] II-9
schuimspaan schuimspaan: sxy(3)̄mspōͅn (Laar) schuimspaan III-2-1
schuren schuren: sxō.rǝ (Laar) Het oppervlak van bijvoorbeeld hout met behulp van schuurpapier glad maken. [N 53, 155a; monogr.] II-12
schuurtje kot: koͅt (Laar), remise (fr.): rəmīs (Laar), schuurtje: scheurke (Laar) keet, hut || schuur || schuurtje [DC 35 (1963)] III-2-1
sering karneeltje: genoemd naar H.Cornelius  kernieëlke (Laar), kerneeltje: genoemd naar H.Cornelius  kernieëlke (Laar), kruidnagel: kroêtnieëgel (Laar, ... ) sering I-7, III-4-3