e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ui, ajuin undj: oeëntj (Laar) ui I-7
uier uier: øi̯ǝr (Laar), ø̜̄r (Laar, ... ) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b] I-11, I-12
uierkwartier vierdel: vērǝl (Laar) Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12] I-11
uil uil: uul (Laar) uil III-4-1
uitbrander uitschieting: oetschiêting (Laar) uitbrander III-1-4
uitwerpselen van het paard paardskeutelen: pē̜rskøtǝlǝ (Laar) [A 9, 24b] I-9
uitwerpselen van koeien koestront: kustrōnt (Laar) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11
vaatdoek slet: slɛt (Laar) vaatdoek III-2-1
vademen invamen: envīǝmǝ (Laar), vamen: vīǝmǝ (Laar) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
vader oude: aoje (Laar), pap: pap (Laar), vader: vaâder (Laar) vader || vader (ongunstig) || vader, papa III-2-2