21418 |
duur |
duur:
deur (L288b Laar)
|
duur: Dit grote huis wordt me te -, ik ga kleiner wonen [DC 35 (1963)]
III-3-1
|
19345 |
dwarsdrijver |
warsdrijver:
waersdriêver (L288b Laar),
warskop:
waerskop (L288b Laar)
|
dwarsdrijver || weerbarstig persoon
III-1-4
|
19504 |
dweil |
dweil:
dwɛ̄l (L288b Laar)
|
dweil
III-2-1
|
19657 |
dweilen |
dweilen:
dwɛlə (L288b Laar)
|
dweilen
III-2-1
|
20394 |
echtgenoot |
baas:
baas (L288b Laar),
mens:
mins (L288b Laar)
|
baas, echtgenoot || echtgenoot
III-2-2
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
eikuûrke (L288b Laar),
vlooienbok:
spottend, figuurlijk
vloeëjebók (L288b Laar)
|
eekhoorntje
III-4-2
|
30220 |
een dak beschieten |
beschieten:
bǝsxētǝ (L288b Laar)
|
Een houten beschot op de gordingen aanbrengen. [N 54, 174b; monogr.]
II-9
|
34532 |
een ei |
eier:
ē̜ǝr (P167p Laar)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
19855 |
een huis huren |
huren:
heure (L288b Laar)
|
een huis huren [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
28606 |
een zwerm opvangen |
pakken:
pákǝ (P167p Laar)
|
Het opvangen van een zwerm in een schepkorf. Wanneer een zwerm zich vastgezet heeft aan een tak of iets dergelijks, dan brengt de imker een kleine schepkorf onder de tros. Met een flinke ruk aan de tak valt de zwerm in de korf. Wanneer de bijen in de korf zitten, wordt deze langzaam omgedraaid, omdat de bijen zich aan de strowand of aan elkaar moeten kunnen vastklemmen. Soms moet men een tweede of derde ruk aan de tak geven. Hoe langer een zwerm hangt, hoe vaster hij zit. Een imker moet dus met scheppen niet al te lang wachten. De objecten zwerm, bij e.a. zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N 63, 84a; JG 1a+1b; JG 2b-5, 4; Ge 37, 105; monogr.]
II-6
|