34520 |
kortwieken |
afsnijden:
āfsnęi̯ǝ (Q088p Lanaken),
korten:
kǫrtǝ (Q088p Lanaken),
kortsnijden:
kortsnęi̯ǝn (Q088p Lanaken),
toppen:
topǝ (Q088p Lanaken)
|
Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.]
I-12
|
23274 |
koster |
koster:
də køͅstər (Q088p Lanaken),
də kəstr (Q088p Lanaken),
də kəstər (Q088p Lanaken),
köstər (Q088p Lanaken),
kɛster (Q088p Lanaken)
|
koster [RND] || Koster. [ZND 37 (1941)]
III-3-3
|
21339 |
kostganger |
kostganger:
kosgangər (Q088p Lanaken),
kostgenger (Q088p Lanaken),
koͅsgeͅŋər (Q088p Lanaken)
|
een kostganger (die bij anderen inwoont) [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
21550 |
kostschool |
pensionaat (<fr.):
pensionaat (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken,
Q088p Lanaken,
Q088p Lanaken)
|
kostschool [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
20650 |
kotelet, ribstuk |
kotelet:
koͅrtə’leͅtə (Q088p Lanaken)
|
koteletten [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
19276 |
koude drukte maken |
beschaar maken:
beschaar moaken (Q088p Lanaken),
veel ambras maken:
vyil ambras mōͅkə (Q088p Lanaken),
veel beschaar maken:
veul beschaar maaken (Q088p Lanaken)
|
veel beslag, ophef maken over een zaak [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
18195 |
kous: algemeen |
hoos:
hoͅs (Q088p Lanaken),
ōs (Q088p Lanaken),
kous:
kaus (Q088p Lanaken),
kous (Q088p Lanaken),
koø:s (Q088p Lanaken)
|
kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] || Kous, een paar kousen. Bedoeld wordt het kledingsstuk dat gebreid of geweven wordt en de voet en het gehele been tot boven de knie bedekt (fr. bas) [ZND 48 (1954)] || Kous. Wat is de juiste uitspraak van kous (beenbekleding) ? [ZND 47 (1950)]
III-1-3
|
18794 |
kousenwol |
wollen garen:
wolle gaore (Q088p Lanaken)
|
hoe heet het wollen garen waarmee kousen worden gebreid ? [ZND 42 (1943)]
III-1-3
|
19621 |
kouter |
kouter:
kō.tǝr (Q088p Lanaken),
kő̄tjǝr (Q088p Lanaken),
kǭ ̝.tǝr (Q088p Lanaken)
|
Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.]
I-1
|
18205 |
kraag |
kraag:
kroag (Q088p Lanaken),
krōg (Q088p Lanaken),
kroͅg (Q088p Lanaken)
|
kraag [ZND 28 (1938)]
III-1-3
|