33552 |
kweepeer |
kweekpeer:
kweekpèr (Q088p Lanaken),
kweepeer:
kweepēr (Q088p Lanaken)
|
[ZND 29 (1938)]
I-7
|
19105 |
kwezel |
kwezel:
wat ən kwēzəl (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
wie eine kwezel (Q088p Lanaken)
|
Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)]
III-3-3
|
19980 |
kwispelstaarten |
kwispelen:
kwespələ (Q088p Lanaken)
|
kwispelstaarten [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|
24925 |
laag grond |
couche (fr.):
kuj (Q088p Lanaken),
laag:
lōͅg (Q088p Lanaken),
lôg (Q088p Lanaken),
ps. boven de # staat nog een dakje (^ deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.
loͅg (Q088p Lanaken)
|
laag (znw.) [ZND 29 (1938)]
III-4-4
|
33081 |
laag schoven op de wagen |
ring:
re.ŋk (Q088p Lanaken)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
33659 |
laaggelegen weidegrond |
broek:
brøk (Q088p Lanaken),
hooiwei:
hø̜i̯węi̯ (Q088p Lanaken)
|
Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
33649 |
laagliggende akker |
laag:
līx (Q088p Lanaken)
|
Een aantal woordtypen duiden niet zozeer op een afgebakend perceel, een akker, maar meer algemeen op laagliggende grond. [N 11, 2b]
I-8
|
33650 |
laagte in een akker |
del:
dɛl (Q088p Lanaken)
|
Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.]
I-8
|
33699 |
laagte in het landschap |
laagte:
ligdǝ (Q088p Lanaken),
lixtǝ (Q088p Lanaken),
līxtǝ (Q088p Lanaken)
|
Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20]
I-8
|
18215 |
laars (alg.) |
bot:
bot (Q088p Lanaken),
-> e po.r botte. Nieuw.
bot (Q088p Lanaken),
Algemeen.
botte (Q088p Lanaken),
stevel:
-> e po.r sti.vele.
stīvəl (Q088p Lanaken),
-> e po.r sti.vele. Oud.
sti:vl (Q088p Lanaken)
|
Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|