e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kweepeer kweekpeer: kweekpèr (Lanaken), kweepeer: kweepēr (Lanaken) [ZND 29 (1938)] I-7
kwezel kwezel: wat ən kwēzəl (Lanaken, ... ), wie eine kwezel (Lanaken) Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)] III-3-3
kwispelstaarten kwispelen: kwespələ (Lanaken) kwispelstaarten [ZND 29 (1938)] III-2-1
laag grond couche (fr.): kuj (Lanaken), laag: lōͅg (Lanaken), lôg (Lanaken), ps. boven de # staat nog een dakje (^ deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  loͅg (Lanaken) laag (znw.) [ZND 29 (1938)] III-4-4
laag schoven op de wagen ring: re.ŋk (Lanaken) Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
laaggelegen weidegrond broek: brøk (Lanaken), hooiwei: hø̜i̯węi̯ (Lanaken) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laagliggende akker laag: līx (Lanaken) Een aantal woordtypen duiden niet zozeer op een afgebakend perceel, een akker, maar meer algemeen op laagliggende grond. [N 11, 2b] I-8
laagte in een akker del: dɛl (Lanaken) Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.] I-8
laagte in het landschap laagte: ligdǝ (Lanaken), lixtǝ (Lanaken), līxtǝ (Lanaken) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
laars (alg.) bot: bot (Lanaken), -> e po.r botte. Nieuw.  bot (Lanaken), Algemeen.  botte (Lanaken), stevel: -> e po.r sti.vele.  stīvəl (Lanaken), -> e po.r sti.vele. Oud.  sti:vl (Lanaken) Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)] III-1-3