21264 |
motorfiets |
moto (fr.):
p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg:
`motto (Q088p Lanaken)
|
motor (Duits Motorrad)
III-3-1
|
25130 |
motregen, fijne regen |
motregen:
motrejge (Q088p Lanaken),
motreͅgən (Q088p Lanaken),
zever:
ps. of toch omspellen volgens IPA: [z@jv\\r]?
zɛjvər (Q088p Lanaken)
|
stofregen [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
motregenen:
`t motry(3)̄gənt (Q088p Lanaken),
zeveren:
hət zijvərt (Q088p Lanaken),
ət zɛyvərt (Q088p Lanaken)
|
stofregenen [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
18264 |
mouw |
mouw:
mouw, muikə (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
mow (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
twi mouwə (Q088p Lanaken),
twie mouwe (Q088p Lanaken),
twī mouwə (Q088p Lanaken)
|
de mouw [N 59 (1973)] || een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)] || Mouw van bijv. een colbert of japon. [N 59, 126; N 62, 34a; MW]
II-7, III-1-3
|
29063 |
mouwkop |
mouwkop:
mǫwkop (Q088p Lanaken)
|
Het gedeelte van de mouw van het colbert dat in de armsgatuitsnijding wordt ingewerkt. [N 59, 128]
II-7
|
29070 |
mouwomslag, manchet |
manchet:
manšęt (Q088p Lanaken)
|
Verlengstuk aan het einde van een mouw; vaak afzonderlijk, en dan al of niet aan de mouw vastgemaakt. [N 62, 34d; N 59, 134; MW]
II-7
|
28903 |
mouwplank |
mouwplankje:
mowplē̜ŋkskǝ (Q088p Lanaken)
|
De mouwplank gebruikt men voor het openpersen van de mouwnaden; zij wordt daartoe in de mouwen gestoken. De informant van L 416 zegt een mouwplank met één poot te gebruiken. Zie ook het lemma ɛpersplankɛ. Zie afb. 16.' [N 59, 19d]
II-7
|
29066 |
mouwsplitje |
mouwslipje:
mowsløpkǝ (Q088p Lanaken)
|
Het splitje onder aan de mouw van het colbert. [N 59, 131a]
II-7
|
29069 |
mouwvoering aannaaien |
mouwen aanlappen:
mowǝ ānlapǝ (Q088p Lanaken)
|
De voering van de mouw aan het armsgat hechten. [N 59, 127]
II-7
|
33767 |
muil |
muil:
molj (Q088p Lanaken)
|
Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b]
I-9
|