22230 |
tijdverdrijf |
tijdverdrijf:
tiedverdrief (Q088p Lanaken)
|
Duivenhouden is een ... (iets dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)]
III-3-2
|
27253 |
timmerman |
schrijnenwerker:
šrī.nǝwerǝkǝr (Q088p Lanaken),
timmerman:
tømǝrmã.n (Q088p Lanaken)
|
Ambachtsman die het timmeren als beroep uitoefent. Tot zijn werkzaamheden behoren het vervaardigen van dakconstructies en balklagen in huizen en het maken van trappen, kozijnen, ramen en deuren. Als aanduiding voor de vakman wordt zowel de benaming timmerman als schrijn(en)werker gebruikt. Schrijnwerker is meer verspreid in Belgisch Limburg, schrijnenwerker in het zuiden van Nederlands Limburg. Wanneer er een onderscheid tussen timmerman en schrijn(en)werker wordt gemaakt, dan duidt de eerste term eerder een vakman aan die timmerwerk in de bouw verricht. Dit is onder meer het geval in Ottersum (L 163), Posterholt (L 387), Geulle (Q 18) en Bilzen (Q 83). De schrijnwerker richt zich dan vooral op het maken van trappen, deuren en ramen. Het woordtype schrijner, dat in het zuidoostelijke deel van het gebied gebruikelijk is, is een algemene benaming voor de timmerman. De vakman die timmerwerk op de bouw verricht, wordt daar ɛbouwschrijnerɛ genoemd.' [N 55, 164a; N 55, 165; RND 6; L 34, 19a; L B1, 115; monogr.]
II-12
|
24255 |
tochtig |
ritsig:
retsǝx (Q088p Lanaken),
willig:
welǝx (Q088p Lanaken)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-11, I-12
|
21565 |
toegangsprijs |
entree (<fr.):
den antree es enne frang (Q088p Lanaken),
ingang:
dən ingaank əs ijne fraŋ (Q088p Lanaken),
inkomgeld:
hət inkomgēͅlt es ənə frang (Q088p Lanaken)
|
De toegangsprijs is een frank. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
33697 |
toegangsweg naar het erf |
weg op de straat aan:
wē̜x˱ ǫp ˲dǝ strǭt˱ ān (Q088p Lanaken)
|
Toegangsweg of oprijlaan naar het boerenerf. [N 5A, 75a; N 5, 110; N P, 2 add.; monogr.]
I-8
|
19663 |
toilet |
huisje:
höske (Q088p Lanaken),
h‧øͅi̯skə (Q088p Lanaken)
|
gemak (w.c.) [ZND 12 (1926)] || wc, toilet [N 05A (1964)]
III-2-1
|
33594 |
tomaat |
tomaat:
tomat (Q088p Lanaken),
toͅmatə (Q088p Lanaken),
tómàt (Q088p Lanaken),
təmat (Q088p Lanaken)
|
[ZND 34 (1940)]Hoe noemt u: tomaat (lycopersicum esculentum)- fam. solaneae [N 71 (1975)] || tomaten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17620 |
tong |
tong:
zən tōng eͅs āngəlāie (Q088p Lanaken)
|
Zijn tong is aangeladen [ZND 32 (1939)]
III-1-1
|
22025 |
tortelduif |
tortelduif:
torteldaof (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken)
|
tortelduif [ZND 08 (1925)] || Tortelduif. [ZND 08 (1925)]
III-3-2, III-4-1
|
19852 |
tralie |
tralie:
trōͅle (Q088p Lanaken)
|
een ijzeren tralie [ZND 08 (1925)]
III-2-1
|