e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

Gevonden: 2852
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zich over de rug wentelen (zich) wentelen: wēǝ.nsǝlǝ (Lanaken) Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69] I-9
zicht zicht: zex (Lanaken) Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51] I-4
ziek krank (du.): kraank (Lanaken), krank (Lanaken), krānk (Lanaken), krânk (Lanaken) ziek [ZND 08 (1925)], [ZND 39 (1942)] III-1-2
ziekte krankte: dij kreͅntə smet (Lanaken), krenkde (Lanaken), ziekte: dèj zeekte ès besmètteləch (Lanaken) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] || ziekte [ZND 08 (1925)] III-1-2
zien, kijken kijken: kieken (Lanaken), kikə (Lanaken), zien: zīn (Lanaken) kijken [ZND 25 (1937)] || zien [RND] III-1-1
zigzageg, s-eg zigzag: zex.˲zax (Lanaken  [(vierkant)]  ) Een als zaadeg en/of als onkruideg gebruikte ijzeren eg, die vaak meerdelig is en waarvan de hoofdbalkjes (waarin ook de tanden zitten) zigzag- of S-vormig zijn. Zie de afb. 60 en 61. Voor ''eg'' en ''eg'' zij verwezen naar het lemma ''eg''. [JG 1b add.; N 11, 70 + 72 + 88 add.; N 11A, 169k; N J, 10; A 13, 16b; div.; monogr.] I-2
zijde zij: zeij (Lanaken), zĕi (Lanaken), zijj (Lanaken), zij(de): zęj (Lanaken) de heup (zijde van het lichaam) [ZND 26 (1937)] || Hij heeft pijn in zijn zijde. [ZND 08 (1925)] || Natuurprodukt dat wordt verkregen bij het afwikkelen van de cocons waarmee het zijderupsje zich omhult totdat het zich ontpopt tot vlinder (Morand, pag. 58). Het is de grondstof voor weefsels. [N 62, 79a; N 62, 75c; N 59, 201; L 8, 117; MW; monogr.] II-7, III-1-1
zijde spek viedel: vidəl (Lanaken), zij: zeͅi (Lanaken) zijde spek [Goossens 1b (1960)] III-2-3
zijladder ledder: lø̜dǝr (Lanaken) Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.] I-13
zijn neus snuiten snoeven: snouvə (Lanaken) snuiten [ZND 07 (1924)] III-1-2