e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

Gevonden: 2852
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geduld geduld: gedōlt (Lanaken), hōͅp toch geͅt gədōͅld (Lanaken), həb toch get gədø͂ͅlt (Lanaken), hɛb toch get geduld (Lanaken), patintie: hɛb toch get patiēntie (Lanaken) Heb toch wat geduld! [ZND 35 (1941)] III-1-4
gedwee braaf: ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  braaf (Lanaken), gedwee: NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??  gedwie keend (Lanaken), ook materiaal 23, 69; znd 35, 49  gedwee (Lanaken), ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  gedwie (Lanaken), gewillig: NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??  gewilləg kēnt (Lanaken), ə gəwelləg kēnd (Lanaken), ən gəwilləg kēnt (Lanaken), ook materiaal 23, 69; znd 35, 49  gewilləx (Lanaken), gəweͅllog (Lanaken), ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  gəwillig (Lanaken), gəwilləg (Lanaken) Een gewillig (gedwee) kind. [ZND 35 (1941)] || gedwee [ZND 01 (1922)] III-1-4
geelzucht bleekzucht: bleikzōͅg (Lanaken), geel verf: gēlverf (Lanaken), gēlveͅrf (Lanaken), geelzucht: geilzəch (Lanaken) de geelzucht (ziekte waarbij de huid en ook het wit van de ogen geel wordt) [ZND 35 (1941)] III-1-2
geen ... waard geen cent waard: geine cent wēͅrd (Lanaken), geen duit waard: gijn dø͂ͅt wēͅrt (Lanaken), geen knabje waard: gein knepke wèrd (Lanaken), geen nonde waard: gein nondə wēͅrd (Lanaken) Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)] III-3-1
geen rust hebben geen rust hebben: er het gein res (Lanaken) hij heeft geen rust [ZND 42 (1943)] III-1-4
geer geer: gīr (Lanaken) Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.] II-7
geerakker kortvoren: kǫrt˲vǭrǝ (Lanaken) Onder een geerakker wordt hier verstaan dat deel van een akker dat gerend geploegd moet worden als de akker niet de vorm van een rechthoek of een parallellogram heeft. De benaming voor dit onderdeel is niet zelden ook op de gerende akker in zijn geheel toepasselijk. Opgaven die duidelijk de (geometrische) vorm of een scherpe hoek van een akker bleken te betreffen, zijn in dit lemma echter niet opgenomen. Zie verder ook het volgende lemma. [N 11, 4b + 64; N 11A, 127 + 137f + 137g; N P, 1; A 33, 9 add.; A 33, 10; JG 1a + 1b; JG 2b-4, 7; monogr.] I-1
geeuwen gapen: goape (Lanaken), gōͅpə (Lanaken, ... ) geeuwen (als men slaperig is) [ZND 34 (1940)] III-1-2
gegraven waterloop gracht: grax (Lanaken) In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenquêtes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.] I-8
gehakt gehakt: gehak (Lanaken), gekapt: gəkAp (Lanaken), gekapt vlees: gekapt vleisch (Lanaken) gehakt vlees [ZND 35 (1941)] III-2-3