33309 |
harken, werken met de hark |
reken:
rē̜.kǝ (Q088p Lanaken)
|
Zie de toelichting bij het lemma Hark, Algemeen. Object van kleinmaken is: kluiten, harde grond; object van zuivermaken is: het bed, de tuin. [JG 1a, 1b; A 28, 1b; L 1, a-m; Lu 6, 1b; S 12; monogr.; add. uit N 15, 3]
I-5
|
24710 |
hars |
koekezenspijs:
kukəsəspijs (Q088p Lanaken),
terpentijn:
terpetien (Q088p Lanaken)
|
hars [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
17780 |
hart |
hart:
hart (Q088p Lanaken)
|
hart [RND]
III-1-1
|
21497 |
hartelijk |
goed:
z ø͂ͅbbən os gôd ontvaŋə (Q088p Lanaken),
ze hebbe os goot ontvangen (Q088p Lanaken),
zə həbbə os gōt untvangə (Q088p Lanaken)
|
Ze hebben ons gul (hartelijk, vriendelijk, enz) ontvangen. [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
22758 |
harten in het kaartspel |
harten:
harte (Q088p Lanaken),
harten (Q088p Lanaken),
harten hŏs (Q088p Lanaken),
harten ōͅs (Q088p Lanaken),
hartən ōs (Q088p Lanaken),
hārtən ōͅs (Q088p Lanaken),
lang
hartən oͅs (Q088p Lanaken)
|
Harten: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Harten: Harten is troef (kaartspel). [ZND 42 (1943)] || Harten: Harten is troef. [ZND 08 (1925)]
III-3-2
|
21458 |
haten |
haten:
haten (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
hoͅtə (Q088p Lanaken)
|
Haten. [ZND 26 (1937)]
III-3-1
|
32977 |
haver |
haver:
hǭ.vǝr (Q088p Lanaken)
|
Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
33070 |
haverhok |
kast:
kas (Q088p Lanaken)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''graanhok, stuik, mandel'' (4.6.14). [N 15, 30b; JG 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 38; monogr.]
I-4
|
33386 |
haverkist, hakselkist |
haverkist:
[haver]kes (Q088p Lanaken),
[haver]kis (Q088p Lanaken),
schot:
šǫt (Q088p Lanaken)
|
De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.]
I-6
|
26633 |
haverpletter |
haverpletter:
hǭ.vǝrplɛtǝr (Q088p Lanaken),
plettermolen:
plɛtǝr[molen] (Q088p Lanaken)
|
Wanneer haver bedoeld was als paardevoer, moest ze geplet worden. Dit gebeurde met de haverpletter, een toestel waarin de haver tussen twee stalen rollen, een vaste en een losse, geplet werd. Zie ook afb. 91. Het woorddeel -ømolenŋ is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [Vds 237; Jan 245; Coe 223; Grof 250]
II-3
|